De betekenis van de Handelingen in het Gebed: Elke zuil en elk gedeelte van het gebed heeft afzonderlijke wijsheden.
Een van de namen van Allah is al-Hakiem (de Alwijze). Dat wil zeggen, Hij regelt en schept beslist vele wijsheden, belangen en doeleinden in elke handeling van Hem. Het is zeker dat er duizenden wijsheden in Zijn bevel en verbod zijn. Er zijn vele betekenissen in elke handeling van het gebed, dat de belangrijkste verering is.
Wat is de wijsheid achter de handelingen in het gebed?
Het gebed is de pilaar van de godsdienst. Als wij bedenken dat de Kaaba de pilaar van het heelal is, dan zullen wij de wijsheid begrijpen achter het draaien naar de richting van de Kaaba in het gebed.
Onze handen opheffen terwijl wij de takbir (Allahu akbar) zeggen, betekent dat wij de wereldse dingen achter onze rug werpen en gaan staan voor het gebed voor Allah.
Wanneer wij op onze voeten staan, vertegenwoordigen wij het aanbidden van bomen, bergen en de engelen die altijd staande aanbidden.
Wanneer wij neerbuigen, vertegenwoordigen wij het aanbidden van dieren als de kameel, de geit en het schaap, en de engelen die altijd aanbidden door neer te buigen.
Wanneer wij prostreren, stellen wij de aanbidding voor van reptielen, gras en de engelen die altijd aanbidden door te prostreren.
Wanneer wij zitten, stellen wij het aanbidden van alle schepselen voor aan Allah, namens onszelf. Uiteindelijk, wanneer wij rechts en links begroeten, begroeten wij het hele heelal.
Trouwens, wanneer wij bidden, doen wij ons lichaam en elk orgaan daarin aanbidden.
Staan en het lezen van de Koran tijdens het gebed zijn ook zinvol. Er zit een wijsheid achter het buigen na het staan en het prosteren na het buigen, het in de dichtste staat bij Allah zijn…
De mens, die in een staat verkeert waarin hij de algemene aanbidding die universeel verricht wordt, voorstelt, samen met de aanbidding van het levende rijk en het rijk dat wij als niet-levend beschouwen, de aanbidding die voortdurend in zijn eigen lichaam plaatsvindt, vijfmaal per dag aan de Almachtige Heer.
1.STAAN (QIYAM)
Eerst gaan wij staan, heffen onze handen op en zeggen Allahu akbar (Allah is de grootste). Zo werpt de mens alles behalve Allah achter zijn rug en wordt onderworpen aan Zijn bevel en wil. Dienstbaarheid en slavernij worden op die manier ingeschreven. Zo wordt de aanbidding van alle wezens voorgesteld.
2. HET NEERBUIGEN (RUKU)
Na Allah geprezen te hebben zoals Hij verdient, voelt de mens zich zo zwak in de tegenwoordigheid van die verhevenheid, dat hij zich neerbuigt om het te tonen en zijn hoofd laat zakken als teken van eerbied en zegt: “Subhana Rabbiyal-Azim (Glorieus is mijn Heer, de Grote). De gelovige staat voor de aanbidding van alle wezens die zich neerbuigen door dit te doen.
3. SMEEKBEDE (DUA)
Dan richt hij zich op, en dankt en prijst Allah, omdat Hij hem op het rechte pad geleid heeft. Een ogenblik overdenkt hij, terwijl hij staat, de verhevenheid en grootsheid van Allah en de eenvoud en gemeenheid van zijn daad, daarna wordt hij verschrikt en ontzet.
4. PROSTRATIE (SAJDAH)
Hij prostreert en legt zijn voorhoofd neer terwijl hij de bescheidenheid en de zwakheid ten volle voelt en zegt,
‘Subhana Rabbiyal-Ala (Glorieus is mijn Heer, de Allerhoogste).
5. ZIT EN GROET
Na deze handelingen in een reeks herhaald te hebben, bevindt hij zich rechtstreeks in de tegenwoordigheid van Allah, zonder tussenpersonen, en vraagt Hem om hulp.
Wanneer twee wezens elkaar ontmoeten, vindt er tussen hen een groet plaats. In een gedeelte van het gebed (het zitten) herhaalt degene die bidt dezelfde uitdrukkingen van begroeting die tussen Hazrat Muhammad (pboeh) en Allah plaatsvonden tijdens Miraj (hemelvaart):
“At-Tahiyyatu lillahi, was-salawatu wattayyibatu. As-Salamu alayka ayyuhan-Nabiyyu, wa rahmatullahi wa barakatuh. As-Salamu alayna wa ala ibadillahissalihin”
(Alle soorten van groeten, gebeden en goedheid behoren Allah toe. Vrede zij met u, o profeet en de barmhartigheid van Allah en Zijn zegeningen. Vrede zij met ons en met de rechtschapen dienaren van Allah!”)
De handelingen van het lichaam in het gebed
Er zijn 4 handelingen in het gebed. De eerste is qiyam, dat is: staan. De tweede is ruku (neerbuigen). De derde is de eerste sajdah (prostratie) en de vierde is de tweede prostratie. (Fususulhikam, 2/476-477)
In qiyam bij het bidden duidt het hoofd op de Heer en de voeten op de mensen. De mens, die ze in qiyam verenigt, leest in deze houding de Koran (qira’ah), die fard is. Hij vervult twee fards: qiyam en qira’ah.
Wat ruku‘ betreft, dit betekent het beoefenen van de situatie van de dieren bij het gebed. In deze houding kijken de voeten van de dieren naar het middelpunt van de aarde, en de richting van hun lichamen is horizontaal. Dat wil zeggen, het dier staat evenwijdig aan de zwaartekracht van de aarde. Terwijl hij zo staat, kijkt de kop van het dier noch naar de ruimte, noch naar de zwaartekracht van de aarde. Het is een situatie tussen beide. Waarom doen wij dat, hoewel wij mensen zijn? Een vraag als: “Wat is het dier voor ons?” kan opkomen. Het antwoord is als volgt: het menselijk lichaam, dat de samenvatting is van 18 duizend dieren, heeft een dierlijke geest, die het wereldse leven leidt. Die geest, die men de ziel noemt in termen van begeerten, kan niet opgewaardeerd worden tot de menselijke geest, tenzij hij gereinigd wordt. Hij moet een beetje eten, een beetje slapen en een beetje geslachtsgemeenschap hebben, om weg te zijn van de dierlijke kant, die dicht bij de wereld staat. Dan zal hij in de toestand zijn, dat hij gereinigd wordt. De salah (het gebed), dat een veelomvattende aanbidding is, moet het daarin aanwezige dier beoefenen.
De wijsheid van sajdah; wanneer een mens zich neerbuigt, gaat het hoofd naar beneden tot het niveau van de voeten. De mens beoefent de toestand van de planten in de prostratie.
De tweede prostratie is levenloos. Zij heeft geen actie in zich. Dat wil zeggen, zij heeft geen actie die van binnenuit komt. Zij handelt als gevolg van uitwendige krachten. De ertsen in de stenen en de grond vallen hieronder. Het erts behoort toe aan het ding dat het bewaart, tenzij het gesmolten wordt, want het bestaat in verspreide toestand tussen de niet-levende dingen. Het element van elk erts heeft een geest in termen van zijn atomen.
De tweede prostratie is als de eerste, omdat de planten en de niet-levende dingen samen zijn; zij zijn niet in actie zoals de dieren. Elke bol, ster en soortgelijk lichaam in de ruimte is niet-levend. De prostratie is even groot als hun hoeveelheid.
Samenvattend, het gebed (salah) is een soort aanbidding die de mens, de dieren en alle schepselen omvat. Het wordt echter verstaan wanneer het hartelijk en geestelijk vervuld wordt, niet in schijn.
Lees ook: 10 feiten over het gebed