Een van de meest verbijsterende scenario’s voor zowel niet-moslims als nieuwe moslims is de verdeeldheid die zij kunnen zien tussen sjiieten en soennitische moslims. Sommigen raken in verwarring wanneer zij zien dat elke groep beweert de ware Islam te volgen. Om dit onderwerp werkelijk ten volle te begrijpen, moet men zich verdiepen in de vroege geschiedenis van de Islam en zien onder welke omstandigheden deze verdeeldheid eigenlijk begon, een studie die voor de meeste mensen verre van mogelijk is. Een andere manier, die veel meer binnen het bereik van de gemiddelde persoon ligt, is te analyseren welke groep trouw is aan de leer van de Islam, een eenvoudige vergelijking kan worden gemaakt tussen Soennitische en Sjiitische geloofsovertuigingen en praktijken in relatie tot tekstueel bewijs, de Koran – het geopenbaarde woord van God, en de Soennah – of leringen van Profeet Mohammed, moge de barmhartigheid en zegeningen van God over hem zijn.
8% van de moslimbevolking
Vaak zien mensen deze splitsing als een grote, terwijl het feit blijft dat de sjiieten slechts 8 procent van de moslimbevolking uitmaken, en zelfs dit percentage bereiken nadat zij in de geschiedenis bepaalde belangrijke politieke gebieden in handen hebben gekregen. Geen splitsing, men kan gerust zeggen dat de Sjiieten slechts een van de verschillende splintergroeperingen zijn die de zuivere leer van de traditionele Islam hebben verlaten. De soennieten daarentegen zijn geen splintergroepering, maar noemen zichzelf slechts zo om zich te onderscheiden van de sjiieten en andere afwijkende sekten.
Het woord “soenniet” zelf komt van de term “soenna”, waarvan eerder is uitgelegd dat het de leer van Profeet Mohammed is, want zij houden zich strikt aan deze leer zonder enige toevoeging, interpolatie of weglating. Het woord sjiiet (sji’a in het Arabisch) betekent een “partij”, “sekte”, “aanhang” of een “groep gelijkgezinden”. God zegt in de Koran tot Zijn Profeet, Mohammed:
“Voorwaar, zij die hun godsdienst verdelen en zich in sekten opsplitsen (Sji’a), met hen heb jij in het geheel niets uit te staan. Hun zaak is slechts bij Allah, Die hun dan zal zeggen wat zij plachten te doen.” (Koran 6:159)
Hoewel de specifieke groepen die de sjiieten genoemd worden niet direct bedoeld worden in dit vers, is het wel inclusief hen.
De eerste Sjiieten
Als men de geschiedenis een beetje bestudeert, zal men zien dat de term sjiiet voor het eerst onder de moslims werd gebruikt in verband met een politieke kwestie waarover de moslims van mening verschilden, 37 jaar na de dood van de Profeet. Hoewel de sjiieten beweren dat hun oorsprong in dat scenario ligt, vond de eigenlijke term sjiiet die werd gebruikt om deze specifieke sekte aan te duiden, in feite veel later in de geschiedenis plaats. Hoe dan ook, het is duidelijk dat de term onbekend was in de tijd van de Profeet, en dus kunnen we zeggen dat de sjiieten een groep waren die na de dood van de Profeet is ontstaan.
In de loop van de lange evolutie van het sjiitische denken hebben zij vele vreemde concepten in hun geloof opgenomen. Begonnen als een politieke opvatting die bepaalde opvattingen van Ali, de neef van de Profeet, bevoordeelde ten opzichte van sommige andere metgezellen, werd het een sekte die vreemde ideeën beweerde die vreemd waren aan de Islam. Dit was vooral te wijten aan het feit dat deze ideologie vooral werd aangehangen door mensen in gebieden ver van de centra van Islamitische geleerdheid, namelijk Perzië, die ofwel nieuw waren in de Islam, ofwel zich nominaal tot de Islam hadden bekeerd, en woonden in gebieden waar een groot percentage van de mensen bij hun vorige godsdienst waren gebleven. Aldus werden de sjiieten een vruchtbare bodem voor de invoering van vreemde ideeën, die zij met moeite wisten in te passen in sommige aspecten en geloofsovertuigingen die door de islam werden gehandhaafd, hetgeen resulteerde in een sekte die was samengesteld uit ideeën die voortkwamen uit het jodendom, het zoroastrisme (vuuraanbidders) en de islam. Het is dan ook niet vreemd dat een van de belangrijkste heiligdommen in het sjiisme die door veel sjiieten wordt bezocht, dat van Abu Lu’lu’ah is, een Zoroastriër die stierf na het kalifaat van Umar, gelegen in de stad Kashan in het huidige Iran. Muhammad Ali Mu’zi, een Iraanse sjiitische onderzoeker in Frankrijk, verklaarde:
“De grondbeginselen van de Zoroastrische religie zijn binnengedrongen in het sjiisme, zelfs in enkele minieme kwesties. …En deze relatie markeerde de broederschap tussen het sjiisme en het oude Magische Iran.”
Geloofsovertuigingen van Sjiisme
Wij zullen het Sjiisme nu kort bekijken vanuit slechts één aspect, dat van de geloofsovertuigingen. Uit deze enkele voorbeelden zal duidelijk blijken hoezeer het verschilt van de godsdienst van de Islam die door de Profeet Mohammed werd gebracht.
Er zijn verschillende geloofsartikelen in de Islam, en daaruit vloeien weer andere geloofsartikelen voort die een ieder die zich tot de Islam rekent, moet aanhangen. Deze zijn zoals vermeld in het vers:
“…maar vroomheid is dat men vast gelooft in God, de laatste dag, de engelen, de Schriften en de Profeten...” (Koran 2:177)
Dit wordt ook vermeld in een uitspraak van de Profeet, moge de barmhartigheid en zegeningen van God over hem zijn:
“Geloof is dat je gelooft in God, de engelen, de geschriften, de Profeten, de Laatste Dag…” (Saheeh Moslim)
Deze korte verhandeling zal slechts enkele van deze verschillende aspecten van het geloof aanstippen, en slechts enkele van de geloofsovertuigingen van de sjiieten noemen en hoe deze verschillen van de Islam.
Geloof in God
Het juiste geloof over God, of geloofsbelijdenis is het belangrijkste aspect van de religie van Islam. Gedurende de eerste 13 jaar van Mohammeds profeet schap corrigeerde hij het geloof van de mensen over God, door hen te waarschuwen tegen het aanroepen van anderen dan God, of het nu engelen, profeten, heiligen, martelaren, bomen, stenen, sterren, of afgoden waren. Hij verduidelijkte dat alleen God, Degene die hen geschapen had, aanbeden mocht worden. Voor deze periode werden zeer weinig wetten en godsdienstige handelingen geopenbaard. Het grootste deel van de Koran zelf roept op tot dit geloof. God zegt in de Koran dat het aanroepen van anderen dan Hem een zonde is die eeuwige verdoemenis in het hellevuur waard is:
“Voorwaar, wie met Allah afgoderij bedrijft, voor hem heeft Allah het paradijs verboden en het Vuur zal zijn tehuis zijn.” (Koran 5:72)
Dit is een onwrikbaar geloof in de Islam, en het is de basis van waaruit men de kudde van de Islam binnengaat. Wij zien echter dat de sjiieten geloven in de verering van anderen dan God. Er wordt eer bewezen aan grote heiligen en martelaren, zoals Ali, Hussein, Fatimah, hun Imams, en zij worden rechtstreeks aangeroepen in tijden van nood. Zij geloven dat zij hun oproepen kunnen beantwoorden en voor hen bij God kunnen tussenkomen, een geloof dat volgens de Islam duidelijk ongeloof is. Allah zegt:
“Is Hij (God) niet Degene Die de nooddruftige antwoordt, wanneer hij Hem roept, en Die het kwaad wegneemt.” (Koran 27:62)
Een ander belangrijk beginsel dat het sjiisme duidelijk schendt, is het concept dat God de enige is die de zaken van het universum beheert, en dat Hij de enige is die het ongeziene kent. Het sjiisme kent deze machten toe aan hun leiders, Imams genaamd, en plaatst hen in een hogere positie dan de Profeten en de engelen. God zegt:
“Zeg: “Niemand in de hemelen en op aarde kent het ongeziene dan Allah, noch kunnen zij bemerken wanneer zij zullen worden opgewekt.” (Koran 27:65)
“En tot Zijn tekenen behoort, dat Hij u de bliksem toont, bij wijze van vrees en hoop, en Hij zendt water (regen) neder uit de hemel, en doet daardoor de aarde herleven na haar dood. Voorwaar, daarin zijn zeker tekenen voor een volk dat begrijpt.” (Koran 30:24)
Fundamenten van Sjiieten
De sjiieten kennen veel van deze attributen toe aan hun Imams/leiders. Sommigen schrijven zelfs toe dat de bliksem door hen wordt veroorzaakt.
In gezaghebbende sjiitische teksten staat:
“De Imams hebben kennis van wat er in het verleden is gebeurd en wat er in de toekomst zal gebeuren, en niets is voor hen verborgen.” (Al-Kulaini, Al-Kaafi, p.260)
“De Imams hebben kennis van alle geopenbaarde boeken, ongeacht de talen waarin ze zijn geopenbaard” (Ibid, p.227)
“De Imams weten wanneer zij zullen sterven, en zij sterven niet, behalve door hun eigen keuze” (Ibid, p.258)
“De gehele aarde behoort aan de Imams.” (Ibid, p.407)
Er zijn vele aspecten van het geloof in het sjiisme die tegen de islam ingaan en die een persoon buiten zijn kudde plaatsen. Om deze reden beschouwen moslims het Sjiisme niet als vertegenwoordiger van de islam, maar zijn zij van mening dat het in strijd is met de grondbeginselen van de islamitische leer.