Islam en spiritualiteit.
Het is nodig om zorgvuldig het verschil te bestuderen tussen het islamitische begrip van spiritualiteit en dat van andere religies en ideologieën. Zonder een duidelijk begrip van dit verschil komt het dikwijls voor dat, wanneer men over de spiritualiteit in de Islam spreekt, onbewust veel van de vage begrippen opkomen die met het woord “spiritueel” worden geassocieerd; het wordt dan moeilijk voor iemand om te begrijpen dat deze spiritualiteit van de Islam niet alleen het dualisme van geest en materie overstijgt, maar de kern is van zijn geïntegreerde en verenigde concept van het leven.
Lichaam-ziel conflict
Het idee dat het klimaat van filosofisch en religieus denken het meest heeft beïnvloed, is dat lichaam en ziel elkaars tegenpolen zijn en zich alleen ten koste van elkaar kunnen ontwikkelen. Voor de ziel is het lichaam een gevangenis en de activiteiten van het dagelijks leven zijn de ketenen die haar in slavernij houden en haar groei tegenhouden. Dit heeft er onvermijdelijk toe geleid dat het universum werd verdeeld in het geestelijke en het wereldlijke.
Degenen die de wereldlijke weg kozen, waren ervan overtuigd dat zij niet aan de eisen van de spiritualiteit konden voldoen, en leidden daarom een uiterst materieel en hedonistisch leven. Alle gebieden van wereldse activiteit, of het nu sociaal, politiek, economisch of cultureel was, werden verstoken van het licht van spiritualiteit; onrechtvaardigheid en tirannie waren het gevolg.
Omgekeerd gingen zij die het pad van spirituele uitmuntendheid wilden bewandelen, zichzelf zien als “nobele verschoppelingen” van de wereld. Zij geloofden dat spirituele groei onmogelijk te verenigen was met een “normaal” leven. In hun ogen waren lichamelijke zelfverloochening en versterving van het vlees noodzakelijk voor de ontwikkeling en vervolmaking van de geest. Zij bedachten geestelijke oefeningen en ascetische praktijken die de lichamelijke begeerten doodden en de zintuigen van het lichaam afstompten. Zij beschouwden bossen, bergen en andere eenzame plaatsen als ideaal voor spirituele ontwikkeling, omdat de drukte van het leven hun meditaties zou verstoren. Zij konden zich geen spirituele ontwikkeling voorstellen behalve door zich terug te trekken uit de wereld.
Dit conflict tussen lichaam en ziel resulteerde in de ontwikkeling van twee verschillende idealen voor de vervolmaking van de mens. Het ene was dat de mens omringd moest zijn met alle mogelijke materiële gemakken en zichzelf als niets anders dan een dier moest beschouwen. De mens leerde vliegen als een vogel, zwemmen als een vis, rennen als een paard en zelfs terroriseren en vernietigen als een wolf, maar hij leerde niet te leven als een nobel mens. De andere was dat de zintuigen niet alleen moesten worden onderworpen en overwonnen, maar dat ook buitenzintuiglijke krachten moesten worden gewekt en dat de beperkingen van de zintuiglijke wereld moesten worden weggenomen. Met deze nieuwe veroveringen zouden de mensen in staat zijn om verre stemmen te horen als krachtige draadloze toestellen, verre objecten te zien als met een telescoop, en krachten te ontwikkelen waardoor de simpele aanraking van hun hand of een voorbijgaande blik het ongeneeslijke zou genezen.
De mens is een Khalifa (plaatsvervanger) op aarde
Het islamitische standpunt verschilt radicaal van deze benaderingen. Volgens de Islam heeft God de menselijke ziel aangesteld als Zijn Khalifah (plaatsvervanger) in deze wereld. Hij heeft haar een zeker gezag toegekend en haar bepaalde verantwoordelijkheden en verplichtingen gegeven voor de vervulling waarvan Hij haar het beste en meest geschikte fysieke frame heeft gegeven. Het lichaam is geschapen met als enig doel de ziel in staat te stellen het te gebruiken voor de uitoefening van haar gezag en de vervulling van haar plichten en verantwoordelijkheden. Het lichaam is geen gevangenis voor de ziel, maar haar werkplaats of fabriek; en als de ziel moet groeien en zich ontwikkelen, is dat alleen via deze werkplaats. Bijgevolg is deze wereld geen strafplaats waarin de menselijke ziel zich jammer genoeg bevindt, maar een terrein waarop God haar heeft gezonden om te werken en haar plicht jegens Hem te vervullen.
Daarom moet de geestelijke ontwikkeling niet de vorm aannemen van een mens die zich van deze werkplaats afkeert en zich in een hoekje terugtrekt. Integendeel, de mens moet erin leven en werken, en zo goed mogelijk rekenschap geven van zichzelf als hij kan. Het heeft de aard van een examen voor hem; elk aspect en gebied van het leven is als het ware een vragenblad: het huis, het gezin, de buurt, de maatschappij, de markt, het kantoor, de fabriek, de school, de rechtbanken, het politiebureau, het parlement, de vredesconferentie en het slagveld, het zijn allemaal vragenbladen die de mens moet beantwoorden. Als hij het grootste deel van het antwoordboek blanco laat, is hij gedoemd te zakken voor het examen. Succes en ontwikkeling zijn alleen mogelijk als de mens zijn hele leven wijdt aan dit examen en probeert alle vragen te beantwoorden die hij kan beantwoorden.
De Islam verwerpt en veroordeelt de ascetische levensopvatting en stelt een reeks methoden en processen voor de geestelijke ontwikkeling van de mens voor, niet buiten deze wereld maar erbinnen. De werkelijke plaats voor de groei van de geest is te midden van het leven en niet in eenzame oorden van geestelijke winterslaap.
Criterium van geestelijke ontwikkeling
Wij zullen nu bespreken hoe de Islam de ontwikkeling of het verval van de ziel beoordeelt. In zijn hoedanigheid van plaatsvervanger (Khalifah) van God, is de mens aan Hem verantwoording verschuldigd voor al zijn activiteiten. Het is zijn plicht om alle krachten die hem zijn gegeven te gebruiken in overeenstemming met de Goddelijke wil. Hij moet alle vermogens en mogelijkheden die hem zijn geschonken ten volle benutten om Allah’s goedkeuring te verkrijgen. In zijn omgang met andere mensen moet hij zich zo gedragen dat hij Allah tracht te behagen. Kortom, al zijn energie moet gericht zijn op het regelen van de zaken van deze wereld op de manier waarop God wil dat ze geregeld worden. Hoe beter een mens dit doet, met verantwoordelijkheidsgevoel, gehoorzaamheid en nederigheid, en met het doel het welbehagen van de Heer te zoeken, des te dichter zal hij Allah naderen. In de Islam is geestelijke ontwikkeling synoniem met nabijheid tot God. Evenzo zal hij niet in staat zijn God te naderen als hij lui en ongehoorzaam is. En afstand van Allah betekent in de Islam de geestelijke val en het verval van de mens.
Vanuit islamitisch gezichtspunt is het werkterrein van de godsdienstige mens en de wereldlijke mens dus hetzelfde. Niet alleen zullen beiden op dezelfde gebieden werkzaam zijn; de godsdienstige mens zal met meer enthousiasme werken dan de wereldlijke mens. De godsdienstige mens zal even actief zijn als de wereldse mens, ja zelfs actiever in zijn huiselijk en sociaal leven, dat zich uitstrekt van de grenzen van het huisgezin tot het marktplein en zelfs tot internationale conferenties.
Conclusie
Wat hun daden zal onderscheiden is de aard van hun relatie met God en de doelstellingen achter hun daden. Wat een godsdienstig mens ook doet, hij zal het doen met het gevoel dat hij aan God verantwoording verschuldigd is, dat hij moet trachten het goddelijk welbehagen te verkrijgen, dat zijn handelingen in overeenstemming moeten zijn met Gods wetten. Een wereldlijk mens zal onverschillig staan tegenover God en zich bij zijn daden alleen laten leiden door zijn persoonlijke motieven. Dit verschil maakt het gehele materiële leven van een godsdienstig mens tot een volkomen geestelijke onderneming, en het gehele leven van een wereldlijk mens tot een bestaan dat verstoken is van de vonk van spiritualiteit.
Vaak hoor ik van mensen dat ze me spiritueel vinden. Ik heb regelmatig dromen die eigenlijk meer dan dat zijn. Het zijn soort ontmoetingen met vaak overleden dierbaren. Maar ook vaak “spirituele ” dromen. Bijvoorbeeld over ontmoetingen met de koning of dat er iemand gaat trouwen, trouwerij betekent tegenovergestelde, namelijk verdriet. En een paar dagen later vernamen we dan dat er iemand uit de familie overleden was. Nu las ik laatst dat je niet mag zeggen dat je de toekomst kan voorspellen, omdat alleen Allah swt de toekomt kent. Maar deze gave heb ik toch ook van Allah gekregen? Ik weet nu niet zo goed wat ik ervan moet denken. Kan iemand mij uitleggen hoe het precies zit, onderlegd met bewijzen.