Achtergrond
Allah is al-Wali, de Beschermende Vriend. Allah zal de gelovigen te allen tijde bijstaan. Zo lezen we in de Koran: ‘’Wij [de engelen] zijn jullie beschermende vrienden in het wereldse leven en in het hiernamaals. En daarin hebben jullie alles wat jullie zelf verlangen en daarin hebben jullie alles waar jullie zelf om vragen.’’241
En: ‘’Zeg: ‘’Niets anders zal ons treffen dan hetgeen Allah ons heeft voorgeschreven. Hij is onze Beschermheer. En laat de gelovigen in Allah al hun vertrouwen stellen.’’242
Allah staat als het ware aan de kant van de gelovigen. Dit houdt ook in dat een gelovige de kant van Allah moet kiezen. Als je de kant van Allah hebt gekozen, betekent dit dat je niemand boven Allah plaatst in geboden en verboden. Je bent dus loyaal aan Allah. Wij mogen zelfs onze ouders niet gehoorzamen als zij ons iets vragen dat niet toegestaan is om te doen volgens de Islam. Dit, omdat onze loyaliteit aan Allah hoger is dan aan anderen.
Het liefhebben en haten omwille van Allah
Een belangrijk onderwerp, dat betrekking heeft op deze Naam, is: al-Wala’ wal-Bara’. Dit komt neer op het liefhebben en haten omwille van Allah. Er zijn een aantal verzen in de Koran die uit de context gelezen worden, waardoor men denkt dat moslims vijandig moeten zijn tegen alle ongelovigen. Een van deze verzen is: ‘’O jullie die geloven! Neem Mijn vijand en jullie vijand niet als Awliya [vrienden/bondgenoten], hun de liefde schenkend terwijl zij ongelovig zijn aan hetgeen tot jullie van de waarheid is gekomen en zij de Profeet en jullie verdrijven uit jullie woonplaats, omdat jullie geloven in Allah, jullie Heer.’’243
Dit is de eerste vers van Surat al-Mumtahina. De naam van dit vers is ontleend aan het woord ‘’imtahinu’’ uit vers 10, hetgeen ‘’toets hen’’ betekent; de Surah betekent: ‘’de geteste/ondervraagde vrouw’’. Deze Surah is geopenbaard in de periode tussen het Verdrag van Hudaybiya en de overname van Mekka.244 Vers 1 is geopenbaard naar aanleiding van een gebeurtenis met de metgezel Hatib ibn abi Balta’a. Dit was een metgezel die (voordat hij moslim werd) van Medina naar Mekka emigreerde. Hij kreeg toen -zoals het gebruikelijk was bij de Arabische stammen- bescherming van een bepaalde clan.
Zo kon hij veilig leven in Mekka. Later werd hij moslim en vluchtte naar Medina. Hij liet echter familie achter in Mekka.
Verdrag van Hudaybiya
Tijdens zijn leven in Medina hadden de moslims en ongelovigen een verdrag, Verdrag van Hudaybiya genaamd, afgesloten. De Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] stemde -ondanks de oneerlijke eisen- in met het verdrag. Na een periode werd dit verdrag geschonden door de ongelovigen, doordat zij moslims hadden vermoord. Hierop besloot de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] om naar Mekka te gaan met een leger. De ongelovigen in Mekka moesten niks te horen krijgen, zodat zij zich niet zouden kunnen voorbereiden. Op deze manier kon Mekka, zonder bloed te vergieten, overgenomen worden.
De metgezel Hatib had echter nog familie in Mekka en hij wilde niet dat de ongelovigen in Mekka zijn familie zouden gebruiken als een soort schild tegen de moslims. Hierop besloot hij om een brief te sturen naar de ongelovigen van Mekka. Dit deed hij door de brief te laten wikkelen in de vlechten van een vrouw en haar te sturen naar Mekka. De engel Jibreel berichtte de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] hiervan. De Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] stuurde hierop meteen een aantal metgezellen en beschreef de plek waar zij de vrouw zouden treffen. Ze troffen haar precies aan op de locatie die werd beschreven door de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam]. Op deze manier bereikte de brief, de ongelovigen niet.
De Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] riep Hatib na deze gebeurtenis en vroeg hem om uitleg. Dit kwam namelijk over als verraad. De metgezel verklaarde dat hij niet afvallig was geworden en dat hij het niet deed om de moslims te verraden. Hij deed het enkel om zijn familie te beschermen. Dat was namelijk zijn enige familie. De Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] vergaf hem hiervoor. Dus, ondanks dat Hatib als het ware de kant koos van de ongelovigen, werd hij niet gezien als een afvallige door de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam]. Sterker nog; het vers -dat onder andere gericht is naar Hatib- begint met ‘’o jullie die geloven’’. Dus Allah rekent Hatib tot de gelovigen en niet tot de ongelovigen.
241 Surah Fussilat, vers 31
242 Surat al-Tawba, vers 51
243 Surat al-Mumtahina, vers 1
244 De levende koran, pagina 530
Lees ook: Waarom had de Profeet (VZMH) meerdere vrouwen?