Wanneer is iemand een metgezel?
Geleerden hebben verschillende opvattingen over de definitie van “sahâbî”. Hafiz Ibn Hajar al-Asqalani heeft deze kwestie behandeld in zijn boek “Al-Isāba”, waarin hij de authentieke opvattingen over deze kwestie uiteenzet en de kwestie uitvoerig analyseert. Wij zullen ons hier beperken tot het citeren van een samenvatting van zijn analyse.
Ibn Hajar (ra) zegt dat de meest authentieke definitie van een sahâbî die mij bekend is, als volgt is:
“Een sahâbî is iemand die in de Profeet (VZMH) geloofde, hem ontmoette terwijl hij in hem geloofde, en stierf in de Islam.”
Volgens de veralgemening van de uitdrukking “die de Profeet ontmoette” in de definitie, is een sahâbî ook een persoon die de Profeet (Sallallâhu ‘alayhi wa sallam) ontmoette, of hij nu lang of kort in zijn gezelschap was, of hij hadith van hem vertelde of niet, of hij al dan niet deelnam aan gevechten met hem, of hij hem een keer zag, ook al was hij niet in zijn gezelschap, of dat hij hem om de een of andere reden, zoals blindheid, niet heeft gezien.
Volgens de uitdrukking “terwijl hij een gelovige was” in de definitie, als een persoon de Profeet (VZMH) ontmoette terwijl hij een ongelovige was, en dan nadat hij een gelovige werd, de Profeet (VZMH) niet meer ontmoette, wordt hij niet beschouwd als een Metgezel.
Visie van geleerden
Als iemand de profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) als gelovige heeft ontmoet, maar later, God verhoede het, een afvallige is geworden en als afvallige is gestorven, wordt hij niet als een metgezel beschouwd. Er is een klein aantal van zulke mensen geweest. Anderzijds, indien iemand de Profeet (VZMH) als gelovige ontmoette, vervolgens een afvallige werd, en vervolgens terugkeerde tot de Islam zonder te sterven, wordt hij nog steeds beschouwd als een Metgezel, of hij hem nu een tweede keer ontmoette of niet.
Dit is gebaseerd op de meest authentieke opvatting die wordt voorgestaan door de Mohaddiths, zoals Ahmad ibn Hanbal, de leraar van al-Bukhārī, en de geleerden die hen volgen. Er zijn ook andere meningen (al-Isāba, 1/7-8).
Na deze toelichtingen volgen verschillende definities en evaluaties over het onderwerp:
Om informatie te verschaffen over de definitie van de Metgezellen, zullen wij kort de definities opsommen, en vervolgens de mening geven die de meest gezaghebbende en geldige is.
1) Sahâbî: Iemand die lange tijd bij de Profeet (Sallallāhu ‘alayhi wa sallam) was, die hadith van hem vertelde, en die zijn gedrag bestudeerde en kende.(1) Dit is de mening van de juristen en sommige van de oelema.(2)
2) Sahâbî: Iemand die een jaar of twee jaar bij de Profeet (VZMH) was en met hem deelnam aan een of twee gevechten. Deze definitie is meestal overgeleverd van Said b. al-Musayyeb.(3) Maar in dit geval zou het nodig zijn om veel mensen uit te sluiten die bekend staan als Metgezellen. Er is ook gerapporteerd dat dit verhaal zwak is.(4)
3) Metgezel: Iemand die lange tijd bij een persoon is geweest en hadith van hem vertelt.(5)
4) Sahâbî: Hij is degene die de Profeet (VZMH) als een moslim zag, een volwassen en intelligent persoon.(6)
5) Sahâbî: Iedereen die opgroeide in de tijd van de Profeet (VZMH). Hij is een metgezel, zelfs al heeft hij hem niet gezien, mits hij een Moslim is.(7)
6) Sahâbî: Degene met wie de Profeet (VZMH) een bijzondere eigenschap had, en hij had een bijzondere eigenschap met hem. Deze voorwaarde werd door Maverdi gesteld.(8)
7) Sahâbî: “Iemand die in de Profeet (VZMH) geloofde, hem ontmoette en stierf als een moslim.” Dit is de definitie die volgens Ibn Hajar de meest nauwkeurige is van alles wat ik heb geleerd.(9)
1. Tedrib al-Rawi, II/211; Umdat al-Kari, XVI/169; al-Isaba. I/8.
2. Degenen die deze zienswijze aanhangen, baseren zich op het lexicale aspect van het woord sahaba. In dat geval worden veel mensen niet als Metgezellen beschouwd. De Muhaddiths zeggen: “Een metgezel is iemand die de profeet heeft gezien, al was het maar even, en als moslim is gestorven.” zie. (Umdat al-Kāri, XVI/169; al-isabah, I/8).
3. Tedrib al-Rawi, II/211; al-Kifayah, 50-51; Umdat al-Kāri, XVI/169; al-Bāis al-Hassis, 152.
4. Umdat al-Kāri, XVI/169.
5. Tedrib al-Rawi, II/212; Umdat al-Kāri, XVI/169.
6. Umdat al-Qāri, XVI/169.; al-isāba, I/8; Tedrib al-Rawi, II/212.
7. Umdat al-Qāri, XVI/169; Tedrib al-Rawi, II/212.
8. Tedrib al-Rawi, II/213.
9. al-Isaba, I/7; Umdat al-Qāri/XVI, 169; al-Kifāya 151; Tedrib al-Rāwi, II/210.
Lees ook: De tweede Kalifa: Umar ibn Khattab