Geldigheid van het geloof
Opdat het geloof geldig zou zijn en de bezitter ervan naar de eeuwige zaligheid in het hiernamaals zou leiden, moet het aan de volgende voorwaarden voldoen:
1. De persoon mag niet uit wanhoop (ya’s) gelovig worden. Wanneer bijvoorbeeld een niet-moslim zijn laatste adem uitblaast en hem de tekenen van de goddelijke bestraffing zijn getoond, zal zijn geloof daarna niet meer geldig zijn. In feite gebiedt de Islam het geloof in het ongeziene. Dit staat in de volgende verzen:
“Maar toen zij Onze straf zagen, zeiden zij: “Wij geloven in Allah – de ene Allah – en wij verwerpen de deelgenoten die wij vroeger met Hem verbonden.” Maar hun geloofsbelijdenis, toen zij Onze straf zagen, baatte hun niet. (Zo handelt Allah met Zijn dienaren. En zo zijn de ongelovigen van Allah verloren gegaan.” (Al-Mu’min, 40: 84-85)
2. Een gelovige mag geen gedrag vertonen dat wordt beschouwd als een teken van ongeloof en ontkenning van de godsdienst. Bijvoorbeeld, een persoon die Allah de Almachtige en alle profeten aanvaardt, maar doet niet gelooft in het profeet schap van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem), of iemand die uit vrije wil een religieuze plicht ontkent waarvan de uitspraak met zekerheid bekend is (zoals het aanvaarden van het dagelijks gebed als een religieuze plicht of het nuttigen van wijn als verboden); iemand die wezens als afgoden, het kruis enz. aanbidt, kan geen gelovige worden genoemd.
3. Iemand die de Islamitische bepalingen in hun geheel aanvaardt, mag zich niet onthouden van de vervulling van één ervan. ervan. Bijvoorbeeld, als een persoon alle geboden van Allah aanvaardt maar sommige daden van aanbidding, zoals het verplichte gebed of het vasten niet goed vindt en er de spot mee drijft, zal hij/zij zal hij zijn geloof verliezen. Evenzo, als iemand het gebed niet verricht of zonden begaat in de overtuiging dat het Allah’s bevel is, dan bekeert hij/zij zich buiten de kring van het geloof.
4. Een gelovige mag niet hopeloos zijn over Allah’s barmhartigheid of Zijn toorn. Een gelovige moet tussen vrees en hoop staan. Een gelovige moet niet denken “omdat ik geloof, zal ik daarom zeker naar de hemel gaan” en in een gevoel van vertrouwen zijn voor de toorn van Allah of denken “ik heb veel zonden begaan, ik ga zeker naar de hel” en zich hopeloos voelen voor de barmhartigheid van Allah, wat hem/haar ertoe kan brengen zijn/haar geloof te verliezen.
haar geloof. In dit opzicht beveelt Allah de Almachtige als volgt:
“Geef nooit de hoop op Allah’s verzachtende barmhartigheid op; waarlijk niemand wanhoopt aan Allah’s verzachtende barmhartigheid, behalve degenen die geen geloof hebben?” Yusuf, 12: 87
“Voelden zij zich dan veilig tegen het plan van Allah? – Maar niemand kan zich veilig voelen voor het plan van Allah, behalve degenen die ten onder gaan.” Al-Araf, 7: 99.
E. DE GRENS TUSSEN GELOOF EN ONGELOOF
Iemand die zegt dat hij/zij moslim is, moet in deze wereld als gelovige worden geaccepteerd en mag niet worden uitgesloten van de moslimgemeenschap. Dit omdat in deze wereld mensen worden behandeld naar hun uiterlijk en belijdenis van hun geloof. Bepalen of iemand innerlijk gelooft of niet is een zaak voor het hiernamaals die alleen Allah kent. Zo wordt dit feit in een vers als volgt uitgedrukt:
“.en zeg niet tegen iemand die jou een groet aanbiedt: “Jij bent geen gelovige!” Het begeren van de vergankelijke goederen van dit leven: bij Allah zijn winst en buit in overvloed…”! Al-Nisa, 4: 94.
De Profeet heeft uitgedrukt dat iemand die de kalimat tawhid zegt, als moslim moet worden behandeld door te zeggen: “Mij is bevolen tegen mensen te strijden totdat zij verklaren dat er geen god is dan Allah en Mohammed zijn boodschapper is. Wanneer zij dit belijden, worden hun levens en eigendommen gegarandeerd bescherming namens mij, behalve waar het gerechtvaardigd is door de wet, en berusten hun zaken bij Allah? (Bukhari, Jihad, 102; Muslim, Iman, 8; Abu Dawud, Jihad, 104)
Zelfs een hypocriet die wordt geïdentificeerd als iemand die in zijn/haar hart niet gelooft, maar zegt dat hij/zij gelooft, moet in deze wereld als een moslim worden behandeld, omdat wij het geloof dat in zijn/haar hart is niet kennen.
Kortom, geloof is geloven in wat met het hart geloofd moet worden, terwijl ongeloof het ontkennen ervan is. Aangezien wij datgene wat in het hart gevonden wordt, kunnen beoordelen door belijdenis en uiterlijk vertoon, moeten wij degenen die hun geloof belijden als gelovigen beschouwen en degenen die het geloof met hun tong en daden ontkennen als ongelovigen.
Lees ook: De discipline van Aqiedah (geloofsleer)