De eerste moslims
Het leven van profeet Muhammed (vzmh) – de eerste moslims.
Tot de eerste gelovigen behoort zijn vrouw Khadijah, die al voordat de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) de boodschap kreeg, het gevoel had dat hij de profeet van
die tijd zal zijn. De eerste man die de verkondiging van de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) accepteerde, was zijn vriend Abu Bakr, die de bijnaam ‘de waarachtige’ kreeg van de
Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Toen de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) hem benaderde en hem vertelde over wat hij had meegemaakt, geloofde
Abu Bakr hem direct en sprak zijn steunbetuiging uit naar de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Abu Bakr was twee jaar jonger dan de Profeet (vrede en
zegeningen zij met hem) en ze waren al een lange tijd met elkaar bevriend. Hierna werd Abu Bakr de rechterhand van de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) in
het verkondigen van de boodschap. En tot de eerste moslimkinderen behoorde Ali, de zoon van Abu Talib moge Allah tevreden met hen zijn. Ali is het neefje van de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem), maar tegelijkertijd stond hij onder de voogdij van de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Quraish werd getroffen door een crisis en de oom van de
Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) had veel kinderen waar hij niet voor kon zorgen. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) nam Ali toen onder zijn zorg.
Het huis van Arqam
Tot de eerste gelovigen behoort ook zijn slaaf Zaid ibn Haarithah. Hij was nog een kind toen hij als krijgsgevangene werd verkocht als slaaf. Hakim ibn Huzaam kocht
hem en schonk hem aan zijn tante Khadijah. Khadijah schonk hem op haar beurt aan de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Toen zijn familie erachter kwam dat hij
leefde en waar hij was, kwam zijn vader en zijn oom naar de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Zij hoopten dat hij Zaid zou vrijlaten, zodat hij weer terug
kon gaan naar zijn familie. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) riep Zaid en liet hem zelf kiezen, maar Zaid koos ervoor om bij de Profeet (vrede en zegeningen zij
met hem) te blijven. Na deze gebeurtenis ging de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) naar de mensen van Quraish en zei: ‘’Ik verklaar dat Zaid mijn zoon is en dat hij
tot mijn erfgenamen behoort.’’ Dit was voordat de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) de boodschap kreeg, want later werd adoptie verboden verklaart in de Islam
en moest de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) dit rechttrekken. Zaid mocht daarna niet meer ‘Zaid, de zoon van Mohammed’ genoemd worden.
Andere belangrijke namen die in deze fase moslim werden zijn: Uthmaan ibn Afaan, Zubair ibn al ‘Awaam, Abdurrahmaan ibn ‘Auf en Sa’d ibn Abi Waqaas.
Drie jaar lang hebben de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) en zijn volgers de boodschap in het geheim aan individuen overgebracht. De moslims verzamelden zich
bij het huis van de metgezel Arqam als ze de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) wilden zien of spreken. Dit was de meest geschikte plek om te bidden, de
geloofsbelijdenis uit te spreken of onderwijs te genieten van de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem). Langzamerhand werden de omstandigheden gunstiger om
de boodschap openlijk te verkondigen.
Toen de Islam bekender werd in Mekka heeft Allah aan Zijn boodschapper (vrede en zegeningen zij met hem) de opdracht gegeven om de boodschap openlijk te
verkondigen: ‘’En waarschuw jouw naaste familieleden. En wees bescheiden en nederig tegenover de gelovigen die jou volgen’’
Naaste familieleden
De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) begon eerst bij zijn naaste familieleden en riep ze bijeen. Hij begon met het uitspreken van de geloofsverklaring en
verkondigde zijn boodschap. Allen reageerden vriendelijk, behalve Abu Lahab.
Zijn oom Abu Talib moedigde hem aan en zei dat hij door moest gaan met hetgeen hij opgedragen is te doen. Hij beloofde hem te beschermen zolang hij in leven is. Hierna
heeft Allah het volgende vers geopenbaard: ‘’En verkondig luid wat jou bevolen is en wend je af van de afgodendienaren.’’
De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) ging de berg Safa op en riep iedereen bij elkaar. Hij begon de verschillende stammen van Quraish bij naam op te roepen: ‘’Oh
Beni Fahr, oh Beni U’day, oh Beni Abd Munaaf, oh Beni Abdulmuttalib’’, enzovoorts.
Toen zij ervan hoorden vroegen ze zich af wie het was. De mensen antwoordden: “Mohammed” (vrede en zegeningen zij met hem). Daarna zijn ze haastig naar hem toegegaan. Als ze er zelf niet heen konden, stuurden ze iemand om kennis te nemen van het bericht. Toen zij dan allemaal bijeen waren gekomen zei de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem): “Als ik jullie nu eens vertel dat er een leger, die jullie zal aanvallen, is onderaan de vallei van deze berg, zouden jullie me dan geloven?”. Zij antwoordden: “Ja, want we hebben je gekend als iemand die alleen maar de waarheid vertelt en geen enkele onwaarheid”.
‘Ik ben hier om jullie te waarschuwen..’
Hij zei: ‘’Ik ben hier om jullie te waarschuwen voor een pijnlijke bestraffing. Ik ben ten opzichte van jullie zoals een verkenner die de vijand zag en vervolgens zijn volk ging
roepen, zodat die vijand geen kans heeft hen te overvallen. Hij verzocht hen daarna te verklaren dat er geen andere god bestaat dan Allah, de Verhevene, en dat Mohammed
(vrede en zegeningen zij met hem) Zijn gezant is. Hij legde hen uit dat deze geloofsverklaring de redding is in het tegenwoordige leven en in het hiernamaals. Hij waarschuwde hen vervolgens voor de bestraffing van Allah als zij de afgoderij niet zouden opgeven en als zij niet in zijn boodschap zouden geloven. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) voegde eraan toe dat zelfs hij hen niet kan redden voor de bestraffing en dat hij niets voor ze kan doen tegen de wil van Allah, de Verhevene.
Toen hij deze waarschuwing voltooide zijn de mensen weggegaan, zonder enige weerstand of verzet te tonen. Over Abu Lahab is echter overgeleverd dat hij de Profeet
(vrede en zegeningen zij met hem) kwaadaardig tegensprak: ‘’Moge jij vernietigd worden, is het hiervoor dat je ons laat bijeenkomen?”. Toen werd het volgende geopenbaard:
‘’Vernietigd zijn de handen van Abu Lahab en vernietigd is hij’
Bewoners gingen de profeet beledigen
De mensen begonnen de spot te drijven met de Profeet Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) en zijn volgers. Elke keer wanneer ze de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zagen bidden bij de Kaäba, lachten ze hem uit en bespotten zij hem.
Toen Quraish merkte dat de volgers van Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) groeiden, begonnen ze de moslims lastig te vallen en probeerden zij van alles om
de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) en zijn volgers tegen te houden. Maar omdat de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) steun en bescherming kreeg van
zijn oom Abu Taalib, bereikten zij niks met hun pogingen. De stam Quraish gaf echter niet op en ging naar Abu Taalib met het verzoek om Mohammed (vrede en zegeningen
zij met hem) te laten stoppen met wat hij doet. Abu Taailib heeft hun verzoek op een subtiele wijze afgewezen. De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) bleef
doorgaan met het verspreiden van de boodschap. Hierdoor bleef de woede van Quraish alleen maar groeien. Ze besloten nog een keer te gaan naar Abu Taalib. Dit
keer bedreigden ze Abu Taalib met oorlog tegen zijn familie, als Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem) niet zou stoppen met het verspreiden van zijn boodschap.
Hierna heeft Abu Taalib de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) geroepen en hem gevraagd te stoppen met zijn verkondiging, om zichzelf en hem veilig te stellen.
De Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) weigerde dit en zei: ‘’Oom, bij Allah al zouden ze de zon in mijn rechterhand en de maan in mijn linkerhand leggen om dit
op te geven, zou ik het niet opgeven. Totdat de verkondiging voltooid is of dat ik zal sterven.’’ Daarna werd de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) verdrietig en
voordat hij vertrok, zei zijn oom: ‘’Ga en doe wat je wilt, want ik zal je tot niets verplichten.’’