Wat is de islam?
Van de Profeet Adam tot de Profeet van de eindtijd is de inhoud van de instelling die “godsdienst” wordt genoemd en die het product is van goddelijke communicatie, altijd dezelfde en de naam van die inhoud is “Islam”. In feite verklaart de Profeet (vrede en zegeningen van Allaah zij met hem): “Alle profeten zijn broeders van elkaar vanaf hun vaderen. Hun godsdienst is één” (Bukhârî, Anbiyâ, 48) In dit opzicht is de Islam niet exclusief voor de inhoud van de Koran, zoals gewoonlijk wordt aangenomen. Alle hemelse religies zijn dezelfde als vóór de menselijke vervormingen. Met andere woorden, het is de islam.
In de Qur’ân al-kerîm om dit feit uit te drukken: “De godsdienst in de ogen van Allâh is de Islam…” (Âl-i Imrân, 19). Tegelijkertijd is deze verklaring een verklaring dat het enige recept voor de redding van de mensheid in deze wereld en het Hiernamaals de Islam is. Deze waarheid wordt duidelijker uitgedrukt in een andere âyat-i-kerîma als volgt: “Wie een andere godsdienst zoekt dan de Islam, laat hem weten dat (zo’n godsdienst) nooit van hem zal worden aanvaard en dat hij in het Hiernamaals tot de verliezers zal behoren.” (Âl-i Imrân, 85) Wat is dan de Islam, die een ontwikkeling heeft doorgemaakt die afhankelijk is van het verloop van de menselijke ontwikkeling sinds Adam (vrede zij met hem) en in de Koran het hoogtepunt van perfectie heeft bereikt? Allereerst wordt de essentie van alle definities over dit onderwerp kort samengevat in deze twee punten:
Aqida (correct en oprecht geloof in de principes die in de geloofsbelijdenis staan)
Amal-i sâlih (met oprechtheid en toewijding de daden van aanbidding en gedragingen verrichten die Allah Almachtig van ons eist na îmân).
De Islam, die in de schoot van deze twee aspecten wordt beleefd, is een keten van evenwichtige schoonheden die de goddelijke orde van onze gedachten, levens en gedragingen verschaffen. Het is een weg die tot Allâh reikt door sublieme verbindingen tot stand te brengen tussen geest, oor, oog, tong en hart. Zelfs als de sublieme en mysterieuze subtiliteiten erin als een genade op de steen druppelen, maakt het een hart zachter dan de aarde. Maar harten die er ver vanaf staan worden droog gestenigd in de woestijn van achteloosheid. Verlossing van deze staat is ook met de Islam.
De islam is de bron van gelukzaligheid die de mens op de mooiste wijze kneedt en vervolmaakt wat betreft ideeën, woorden en daden, en hem uit de duisternis in het licht brengt. Met andere woorden, het is een middel dat degenen die laag staan, verhoogt en verheft. Het is als een bodem, waarop tere rozen, viooltjes, tulpen en lelies groeien die de ogen en harten strelen, zelfs van vele rotte takken en knopen, en zelfs van zweet.
Hij maakt eenvoudige en gewone bedienden eervol. Hij is de hoofdstad van de geheimen van de mens en het universum. In dit opzicht is het de enige manier om de dienaren naar het paradijs te leiden, dat een plaats van goddelijke zegeningen is, zonder dat zij op hun eeuwige reis in frustratie vervallen.
Hem leren kennen
Wanneer we deze subtiliteit in beschouwing nemen, is de Islam om Hem te ontmoeten door te leven in het bewustzijn van “Hij is met je waar je ook bent” (al-Hadid, 4). Daarom betekent Islam het verzekeren van eeuwig heil en ontmoeting op grond van liefde, toewijding en gehoorzaamheid aan Allâh. De verbetering en orde van hemel en aarde hangen af van gehoorzaamheid. Wanneer er geen dienstbaarheid en gehoorzaamheid in de mens is, wordt het goddelijke programma omgezet in de uitingen van toorn.
Het staat in de âyat-i-kerîma: “Onheil verschijnt in het land en de zee (orde en harmonie worden verstoord, rampen doen zich voor) vanwege wat de mensen zelf hebben gedaan, zodat Allâh hen iets laat proeven van wat zij (de mensen) hebben gedaan; misschien zullen zij zich omkeren (van de slechte weg die zij zijn ingeslagen)…” (al-Rûm, 41)
De mens en de islam
Daarom leidt het afbreken van dienstbaarheid en gehoorzaamheid, d.w.z. de Islam, tot een verstoring van de orde en harmonie te land en ter zee. Door de Islam kijkt de dienaar, die visie en helderziendheid bezit, naar het werk en ziet de auteur, kijkt naar de oorzaak en ziet de oorzaak; kijkt naar de materie en ziet de betekenis ervan; beseft de waarheid van de sterfelijke wereld en herinnert zich het Hiernamaals;
Hij kijkt naar dit prachtige uitzicht op het universum, vooral naar de uitgestrekte hemelen, en leeft elk moment bewust van de goddelijke macht en grootsheid; hij kent zijn hulpeloosheid en zijn ego, hij verwijdert zich niet van de dienstbaarheid; hij wordt zich bewust van de mysteries van de goddelijkheid op zijn reis naar zijn Heer naar de eeuwige wereld en sluit zich aan bij de karavaan van hen die zich neerwerpen in de gretigheid van ontmoeting.
Zo wordt het doel van de schepping vervuld en bereikt de dienaar eeuwige zegeningen, verlossing en goddelijke ontmoeting. Het staat in de âyat-i-kerîma: “Wie Allâh wenst te leiden naar het juiste pad, Hij opent zijn hart voor de Islam…” (al-An’am, 125).
Echter, zij die als het ware wegvluchten van deze manifestatie, zoals in het vervolg van de âyat-i-kerîma staat: “… Wie (Allâh) wil doen dwalen, Hij vernauwt zijn hart alsof hij naar de hemel stijgt. Zo plaatst Allâh onreinheid op degenen die niet geloven” (al-An’am, 125) Zij zullen voor eeuwig vergaan met de kreten van ellende en frustratie in een draaikolk van achteloosheid. In dat geval kan de mens alleen verlossing vinden in het klimaat van gelukzaligheid van de Islam. De Boodschapper van Allâh (vrede en zegeningen van Allâh zij met hem) zei: “Wie zegt: “Ik heb Allâh aanvaard als mijn Heer, de Islam als mijn godsdienst en Mohammed als mijn Profeet en ik ben tevreden over hem”, voor hem zal het Paradijs verplicht zijn.” (Abû Dâwûd, Salât, 36; Tirmidhi, Salât, 42)