1) De verovering van Andalusië en het tijdperk van de gouverneurs (711-755)
De Andalusische moslims
Tariq ibn Ziyad die een door Musa bin Nusayr geëmancipeerde slaaf was geweest, kreeg de leiding over de verovering van Afrika ten tijde van de Omajjad kalief Walid I. Toen Musa bin Nusayr Tariq ibn Ziyad’s sterke karakter zag, zijn dapperheid, zijn vasthoudendheid en wilskracht, zijn juiste beslissingen, zijn welsprekendheid en sterke retoriek die een diepe indruk op zijn publiek naliet, gaf hij Tariq de leiding over de verovering van Andalusië (Spanje). In 711 trok Tariq naar Andalusië met vier schepen en zevenduizend soldaten die onder zijn bevel stonden. De soldaten landden in de zuidelijke kusten van Spanje.
Tariq stak alle schepen in brand om te voorkomen dat zijn soldaten zouden ontsnappen. Daarna richtte hij zich hartstochtelijk tot zijn soldaten. De soldaten, die opgewonden raakten van Tariq’s hartstochtelijke toespraak vergaten alles, en begonnen te denken aan een aanval op hun vijanden. Het gezegde “verbrand je boten” begon na dit voorval gebruikt te worden. Tenslotte ontmoetten de twee legers elkaar. De vijandelijke soldaten waren ongeveer 100.000 man groot. Tariq ibn Ziyad stuurde gezant en deed het volgende aanbod: “Wij nodigen jou en je volk uit om de Islam te omarmen.
Als jullie moslims worden, zullen jullie onze broeders zijn en zullen wij jullie omhelzen. Als jullie het niet accepteren, kunnen jullie jezelf redden door jizya (poll tax) te betalen. Weiger je dit, dan kan alleen zwaard en oorlog vrede tussen ons brengen.” De koning van Spanje wees dit aanbod af omdat hij vertrouwde op de omvang van zijn leger. Een grote veldslag begon. Tariq ibn Ziyad vocht hevig en reikte naar de koning van Spanje. Hij doodde de koning met een plotselinge en snelle zwaardslag. De vijandelijke soldaten die de dood van hun koning zagen, begonnen weg te vluchten. Na de verstrooiing van het Spaanse leger drongen de moslims Andalusië binnen. De “Andalusische Moslimbeschaving” ontstond als gevolg van deze overwinning.
De precieze wortel van het woord “Andulus”, dat door de Arabieren gebruikt werd voor Spanje, werd eerst alleen gebruikt met de betekenis “het Spanje van de Moslims”, en nadat de Moslims helemaal verdreven waren uit het land dat aan de Spanjaarden overging als Andalusië, kon men het niet vinden. De Moslims gebruikten aanvankelijk de naam Andalus voor alle gebieden in Spanje die onder hun heerschappij stonden, waaronder de streek Septimania dat in het zuidelijk deel van Frankrijk ligt.
Andalusië werd door de moslims bestuurd vanaf de verovering in 711 tot 750 door de Omajjaden en vanaf deze datum tot 756 door de Abbasiden. Het tijdperk vóór de Andalusische Omajjaden, dat gevestigd werd te In deze periode gebruikten de veroveraars Andalusië als militaire basis voor hun expedities over Europa. In 732 kwamen de Moslim (Arabische) legers heel dicht bij de plaats waar nu Parijs ligt. Maar door de stammenconflicten onder de Moslims brak de eenheid en solidariteit uiteen en konden de veroveringscampagnes niet voltooid worden.
De verovering van het Iberisch schiereiland in Spanje vormde het laatste deel van de Islamitische veroveringen. Met toestemming van de kalief Al-Walid ibn Abd al-Malik in de lente van het jaar 750, stuurde Musa bin Nusayr, de gouverneur van de Omajjaden in Noord-Afrika, een troep met 500 man onder het bevel van van Tarif ibn Malik. Door deze troep die naar de zuidkust van Spanje gestuurd werd voor een expeditie, begonnen de veroveringsbewegingen begonnen. Intussen stond het Visigotische koninkrijk in Spanje op het punt al zijn macht te verliezen al zijn macht door de gevechten om de troon en de sociaal-religieuze conflicten. Het leger van de Omajjaden trok gemakkelijk naar Spanje door. Het is bekend dat de hulp van Julianos, de gouverneur van Sebtah (Ceuta) die slechte relaties had slechte relaties met de Visigoten, beïnvloedde deze overwinning.
Het leger vestigde zijn hoofdkwartier in Gibraltar of op de berg van Calpe in het zuiden van Spanje en veroverde Algeciras na zijn eerste aanval. Spoedig daarna behaalden ze een overwinning op het Visigotische leger dat onder leiding stond van koning Rodrigo. De oorlog speelde zich af aan de oever van de vallei Guadalupe(Rio Barbate), gelegen op de vlakte Frontera die tussen de steden Xeres (Jerez) en Sidonia ligt. Vanaf dat moment waren er geen ernstige hindernissen meer voor de verovering.
Na de overwinning kregen de commandanten de leiding over de verovering van verschillende steden, en zo veroverden ze in korte tijd Malaga, Elvira en Qurtubah (Cordova, Córdoba) met de hulp van het volk dat ontevreden was over de Visigotische heerschappij. Tegelijkertijd veroverde Tariq Écija en daarna de Visigotische hoofdstad Tuleytulah (Toledo).
Daarmee maakte Tariq een einde aan zijn verovering die hij in het voorjaar van 711 als legeraanvoerder begonnen was bevelhebber en eindigde die in de zomer van hetzelfde jaar als overwinnaar die half Spanje veroverde en het voor de Islam opende. Musa bin Nusayr trok naar Spanje met zijn leger dat bestond uit 18.000 man, van wie de meesten Arabieren waren. Nadat hij Ishbiliya (Sevilla), Carmona, Leble (Niebla) had veroverd (Niebla) en Maride (Mérida) ontmoette hij Tariq bij Tuleytulah. Als gevolg van de veldtocht naar de noordelijke richting van het land, veroverden ze in 713 de steden León, Lleida (Lérida), Barcelona, Zaragoza (Saragossa) en de streek Galicië, waarna ze voorbij de Pyreneeën trokken en de in de gebieden van Frankrijk.
In 714 liet Musa op bevel van kalief Walid het bestuur van Andalusië over aan zijn zoon Abdulaziz en keerde met Tariq naar Damascus terug. Zo vond de verovering van het Iberisch Schiereiland plaats in een korte tijd als drie jaar en begon het Tijdperk van de Gouverneurs in Andalusië (asr al-wulat). De veroveringen breidden zich uit tot in de binnenste streken van Europa in 756, tijdens het tijdperk van de gouverneurs, waarin 21 gouverneurs in functie waren. Toen de Moslims na de verovering van Murcia (Theudimer, heodemir) en Narbona in de buurt van Parijs kwamen, werden ze door de Franken verslagen in de Slag bij Tours of Poitiers (Balat al-shuhada). Hierna worstelden de Moslims vooral met burgeroorlogen en wanordelijkheden. In dezelfde periode begonnen de Spanjaarden echter onder leiding van Pelagius (Pelayo) in het noorden aan kracht te winnen in Covadonga, dat in de streek Asturië ligt.
-
De Omajjaden van Andalusië (756-1031)
A. De periode van het emiraat
Na de ineenstorting van zijn staat trok Abdurrahman bin Muawiyah een van de laatste Omajjad vorsten van Palestina en Egypte naar Noord-Afrika en trok vandaar naar Andalus in 755. Ondanks de hindernissen riep de laatste Andalusische gouverneur Yusuf ibn ‘Abd al-Rahman al-Fihri in 756 bij Cordoba zijn onafhankelijkheid uit. Zo stichtte hij een nieuwe Omajjad dynastie die 275 jaar duurde, van 756 tot 1031. De periode van de heerschappij van de Andalusische Omajjad Dynastie wordt in twee delen verdeeld: de “EMIRATE” periode 756-929 en de “CALIPHATE” periode tussen de jaren 929 en 1031.
De eerste waarin Abdurrahman I (756-778), Hisham I (788-796), al-Hakam I (796-822) en Abdurrahman II (822-852) regeerden, zijn de jaren waarin de staat tot stand kwam en zich ontwikkelde. In deze periode moesten ze enerzijds strijden tegen de interne opstanden die door de Abbasiden en de Franken werden aangemoedigd, anderzijds moesten ze zich verdedigen tegen de troepen die door de Franken en de christelijke Spaanse koninkrijken naar Andalusië werden gestuurd. Andalusië maakte in deze periode belangrijke economische ontwikkelingen door. Mijnen begonnen geëxploiteerd te worden en de wegen en bruggen werden gemoderniseerd. Op het gebied van de landbouw begon men nieuwe, uit het Oosten overgewaaide methoden toe te passen.
Met de verbetering van de productie en de industrie nam ook de omvang van de buitenlandse handel toe. Naast de economische verbetering was er ook vooruitgang op het gebied van de architectuur. In dit tijdperk begon de Islam zich snel onder de inheemse Spanjaarden te verspreiden. Ongeveer 3,5 miljoen mensen, vooral van de inheemse bevolking, omarmden de nieuwe godsdienst zonder enige onderdrukking. Degenen die de Islam niet accepteerden, leefden een vredig leven dankzij de tolerantie van de beheerders.
De jaren waarin Mohammed (852-856), al-Mundhir (886-888) en Abdallah (888-912) regeerden werden een periode van crisis. Onervaren en onbekwame mensen beklommen het bestuur in deze periode die ongeveer 60 jaar duurde. Er ontstonden stammen- en etnische vijandschappen en de conflicten tussen de stammen en etnische elementen (Arabieren, Berbers, Muladi en de Mozarabs) werden uitgelokt door de Spanjaarden en Andalusië gleed af in burgerlijke onlusten. De instabiliteit deed de economie instorten en de schatkist liep leeg omdat de belastingen niet geïnd konden worden.
Lees ook: 7 manieren om je liefde voor de Profeet (SAWS) te vergroten