B. De periode van het Kalifaat in Andalusië (929-1031)
Toen Abdurrahman III, die als de tweede stichter van de Omajjad dynastie wordt aangenomen, aan de macht kwam, nam hij een land over dat in regio’s was versnipperd door hen die beweerden onafhankelijkheidsstrijders en opstandelingen die tot verschillende fracties behoorden en door veelvuldige aanvallen van de noordelijke christelijke koninkrijken.
Abdurrahman III, de machtigste heerser van de Andalusische Omajjad dynastie, maakte eerst een een einde aan de chaos in het land. Nadat hij het land tot rust gebracht had, hield hij zich bezig met de oplossing van de externe problemen. Hij stopte de aanvallen van het christelijke koninkrijk van León, besteedde aandacht aan de ontwikkeling van het land, en stichtte een nieuwe stad, “Medinat Al-Zahra” geheten, gelegen in de buurt van Cordoba, die sinds de periode van Abdurrahman I de hoofdstad was geweest en waar een beroemd paleis werd gebouwd.
Het leven van landbouw, teelt en handel ontwikkelde zich en het welzijn van het volk verbeterde opmerkelijk in de regeringsperiode van Abdurrahman III. Deze heerser gebruikte ook de titel van kalief (929). Door al die moeilijkheden weg te nemen, maakte hij van het land een grootse, welvarende, ordelijke, vredige en een veilige plaats. Nadat Abdurrahman III vrede en solidariteit tot stand gebracht had, begon hij de strijd aan te binden met de Fatimiden en de Spaanse koningen van het noorden. Uiteindelijk aanvaardden de koning León en de koninkrijken van Pamplona eerbetoon te betalen en traden onder zijn heerschappij.
Hij breidde zijn invloed uit tot in de binnenste delen van de Maghreb door een bondgenootschap aan te gaan met enkele Berberstammen van Noord-Afrika tegen de Fatimiden. Het Byzantijnse en het Germaanse rijk stuurden gezanten en knoopten politieke betrekkingen aan. Abdurrahman III maakte een einde aan de rivaliteit tussen de Arabische stammen die een cruciale rol speelde in de interne versplintering, dus stelde hij de regeringskantoren open voor de mensen uit alle klassen.
Hij versierde Cordoba met architectonische monumenten. De inkomsten van Bayt al-mal (openbare schatkist) stegen als nooit tevoren. Na het overlijden van Abdurrahman III in 961 kwam zijn zoon Hakam II aan de macht. De stabiliteit van de staat en de superioriteit over de Spanjaarden die eerder bereikt was, werden in deze periode (961-976) gehandhaafd. De belangrijkste ontwikkelingen in zijn periode waren op het gebied van wetenschap en kunst. In deze periode werd Andalusië het meest dynamische centrum van de Islamitische samenleving. Alleen al in de hoofdstad Cordoba werden 27 kostscholen voor arme leerlingen geopend. Ook werd de grootste bibliotheek ter wereld met zijn 400.000 boeken opgericht.
Vooral wetenschappelijke en artistieke activiteiten kwamen in een stroomversnelling. Veel Moslim denkers kregen onderwijs in de Andalusische madrasahs, en door te profiteren van wetenschappelijke werken werden ze intermediairs van de overdracht van de intellectuele ideeën naar hun land. Na de ondergang van Hakam II kwam zijn kwam zijn jonge zoon Hisham II aan de macht (976-1009, 1010-1013). Hajib ibn Abu Amir en zijn twee zonen maakten gebruik van Hisham’s jonge leeftijd en oefenden het gezag van de kalief uit. Zij behielden de politieke macht in Andalusië gedurende 30 jaar. De stabiliteit van de staat die door Abdurrahman II tot stand was gebracht, werd vernietigd toen Hajibs zoon Abdurrahman de regering overnam van zijn broer Abdulmalik. Abdurrahman’s ambities hadden hier invloed op. In 1016 maakten de sjiitische Hammudiden, die beweerden uit het geslacht van Ali profiteerden van het falen van de Omajjad dynastie en veroverden Córdoba en de troon.
Ondanks de rust die in het begin gezien werd, waren ze niet in staat de problemen op te lossen en tenslotte werden ze in 1022 door het volk gedwongen uit Cordoba te verbannen. De volgende zeven jaren gingen voorbij met de strijd om de troon van de leden van de Omajjad familie. De notabelen en het volk schaften het kalifaat af en dwongen de leden van de Omajjad familie uit de stad te verbannen. Zo stortte de Andalusische Omajjad Staat in, die in 756 als onafhankelijk emiraat was opgericht.
-
Andalusië na de Omajjaden (Periode van Vorstendommen) (Muluk al-Tawaif) (1031- 1492)
Na de verzwakking van de Omajjadische staat en zijn val in interne conflicten, ontstonden er onafhankelijke vorstendommen in elke provincie en district. Veel invloedrijke families van de steden buiten Cordoba verklaarden zich onafhankelijk. Een van de belangrijkste politieke incidenten die in deze periode in Andalusië plaatsvonden, waren de oorlogen die tussen “de vorstendommen” uitbraken en heftig voortduurden. De ambities van de gouverneurs, viziers en bevelhebbers waren de oorzaak van de
ontwikkeling van de situatie tot zulke hoogten. Ze dachten er niet aan dat de christenen misbruik maakten van hun ambities die tot de scheiding en vijandschap tussen hen leidden. Ze dachten er niet aan wat er met hen zou gebeuren en letten niet op het algemeen nut vanwege de afscheidingen en vijandschappen tussen hen. Deze situatie leidde tot de geleidelijke verzwakking van de Moslims en vormde een gelegenheid voor de Christelijke koninkrijken om de “reqonquista” te realiseren. De gouverneurs konden nooit samenkomen en samenwerken tegen de buitenlandse vijand, in plaats daarvan vielen ze elkaar aan en bleven ze elkaar bedreigen.
Degenen die bij de ineenstorting van de Omajjadische Staat in Spanje het meest probeerden het kalifaat nieuw leven in te blazen, waren de regentschappen die in Sevilla en Toledo werden gevestigd. In 1085 was de inname van Toledo, na Cordoba de grootste stad in Andalusië, door Alfonso VI de koning van Castilië, de grootste klap die de christenen de moslims gaven. Sommige emiraten die het naderende gevaar bespeurden zagen zich genoodzaakt hulp te vragen aan de Almoraviden die in Noord-Afrika regeerden met aanmoediging van de geleerden en het publiek.
A. De periode van de Almoraviden (1090-1147)
Een jaar na de invasie van Toledo werd de Almoravidische heerser Yusuf ibn Tashfin met een enorm leger naar Andalusië gestuurd op uitnodiging van de Abbadid Amir al-Mu’tamid ibn Abbad namens de Andalusische moslims. In de “Slag bij Sagrajas” versloeg de Almoravidische heerser Yusuf ibn Tashfin, die naar Andalusië was overgegaan, Alfonso VI die Badajoz bedreigde. De verspreiding van het christendom naar het Zuiden stopte een tijdje na de Slag bij Sagrajas. Yusuf b. Tashfin keerde terug naar de Maghreb nadat hij de Andalusiërs had aangeraden zich te verenigen tegen het vijandelijke leger.
De christenen die van de strijd tussen de vorstendommen profiteerden, begonnen opnieuw aan te vallen. Vandaar dat Yusuf ibn Tashfin voor de tweede keer naar Andalusië kwam. Deze keer regeerde hij over Andalusië met aanmoediging van enkele amirs en juristen. Hij bouwde deze plaats uit tot een provincie en sloot een bondgenootschap met de Almoraviden.
De heerschappij van de Almoraviden duurde in Andalusië ongeveer zestig jaar. Na deze jaren begonnen de interne wanordelijkheden opnieuw. De afnemende steun van de Andalusische amirs en de onderdrukking over het volk door zware plichten deden de steun aan de Almoraviden afnemen.
De politieke entiteit in Andalusië werd opnieuw vernietigd met de ineenstorting van de Almoraviden in 1147. Het koninkrijk Castilië maakte van deze desintegratie gebruik en veroverde Almeria (1147) met een kruisvaardersleger bestaande uit soldaten uit Aragon, Pisa, en Genua. De Gouw van Catalonië veroverde Tortosa (1148) en Laride (1149). De Almohaden kwamen Andalusië te hulp op een moment dat de politieke versplintering begon en de christelijke koninkrijken begonnen met het heroveren van de landerijen in Andalusië te heroveren.
B. De periode van de Almohaden (1147- 1229)
In tegenstelling tot de Almoraviden trokken de Almohaden naar Andalusië om enkele bevriende amirs te beschermen die om hulp tegen hun vijanden vroegen. In de eerste jaren namen de Almohaden enkele provincies onder hun controle, zoals Badajoz, Sevilla en Silves. Ze veroverden Valencia, Carmona, Baeza en Granada. Na de terugkeer van het Almohadische leger naar Noord-Afrika begonnen de christenen weer met hun expedities.
De Almohadische heerser Abu Yusuf al-Mansur kwam terug naar Andalusië om de komst van de christenen tegen te houden en in 1195 behaalde hij een overwinning op de Castiliaanse troepen bij “Alarcos”, het noordelijk deel van Cordoba. Hij omsingelde ook Toledo maar kreeg geen resultaat. Later versloeg de koning van Castilië de Almohades met een groot kruisvaarders leger, waaronder ook Portugese en Franse troepen, in de beroemde slag bij “al-`Iqab” in 1212. Deze nederlaag veroorzaakte de verzwakking van de overheersing van de Almohades in Noord-Afrika en Andalusië en zo begon de “reqonquista”, die tijdelijk tot stilstand was gekomen, weer aan een snel proces van opmars.
Lees ook: Kalief en Kalifaat in de islam