Confrontatie
Musa [vrede zij met hem] ging samen met zijn broer Harun [vrede zij met hem] naar de farao. Ze kregen, ondanks de slechtheid van de farao jegens hen, de opdracht van Allah om zachtmoedig te spreken met hem. Allah zegt hierover: ‘’En spreekt zachtmoedig tot hem; misschien laat hij zich vermanen of vreest hij.”
Toen ze aankwamen bij de farao gaven ze aan dat ze profeten van Allah waren. De farao geloofde ze niet. Musa [vrede zij met hem] wierp hierop zijn staf op de grond, waardoor het in een slang veranderde. De farao zei dat hij Banu Isra’il vrij zou laten, als Musa [vrede zij met hem] de slang weg zou halen. Dit deed Musa [vrede zij met hem]. Daarna liet hij ook zijn andere wonder zien, waarbij hij zijn hand in zijn boezem deed, waarna het gloeiend wit er uitkwam.
In de Qur’an
Allah zegt hierover: ‘’Hij zei: “Mijn Heer, ik heb iemand van hen gedood en ben dus bang dat zij mij doden. En mijn broer Harun is welsprekender dan ik; zend hem als hulp met mij mee om wat ik zeg te bevestigen, want ik ben bang dat zij mij van leugens zullen betichten.” Hij zei: “Wij zullen jou door jouw broer kracht verlenen en Wij zullen jullie beiden machtiging geven. Zij zullen jullie dus niet te na kunnen komen. Met Onze tekenen zullen jullie beiden en zij die jullie volgen de overwinnaars zijn.” Toen Musa [vrede zij met hem] met Onze duidelijke tekenen tot hen kwam zeiden zij: “Dit is slechts toverij die verzonnen is. Zoiets hebben wij niet gehoord bij onze vaderen die er eertijds waren.” Maar Musa [vrede zij met hem] zei: “Mijn Heer weet het best wie er met de leidraad van Zijn kant komt en voor wie de uiteindelijke woning zal zijn. Het zal de onrechtplegers niet welgaan.”
De farao voelde zich god op aarde. Allah zegt hierover: ”En farao liet onder zijn volk omroepen: “Mijn volk, heb ik niet de heerschappij over Egypte en deze rivieren die beneden mij stromen? Hebben jullie dan geen inzicht? Is het niet zo dat ik beter ben dan deze hier die verachtelijk is en die zich nauwelijks kan uitdrukken?’’
Hij daagde Musa uit: opnemen tegen tovenaars
Hij daagde Musa [vrede zij met hem] uit om tegenover zijn tovenaars te staan, om zo zijn profeetschap te kunnen bewijzen. Musa [vrede zij met hem] accepteerde deze uitdaging, maar wilde dat het plaats zou vinden op een bepaalde feestdag, zodat alle mensen het zouden zien. Volgens de overleveringen waren er minimaal veertig tovenaars uitgenodigd. De tovenaars werden beloningen beloofd. Op die dag ging Musa [vrede zij met hem] eerst een gesprek aan met de tovenaars. Hij gaf ze aan dat ze niet ver zullen komen met tovenarij, maar dat ze moesten geloven in God. De tovenaars wilden niet geloven en ze begonnen met hun truckjes. Ze gooiden hun touwen met kwik op de grond, waardoor het leek alsof het slangen waren. Hierop werd Musa [vrede zij met hem] opgedragen om zijn staf op de grond te gooien.
Zijn staf werd een slang
Dit deed hij, waarop zijn staf veranderde in een slang die alles wat zij hadden gehooid, had vernietigd. De tovenaars gaven zich hierna meteen over en geloofden in Musa [vrede zij met hem]. De farao gaf aan dat Musa [vrede zij met hem] een goede tovenaar was. De farao was zo erg onder de indruk dat hij Banu Isra’il vrij wilde laten, maar bedacht zich later. De farao wilde de tovenaars die geloofden in Musa [vrede zij met hem] zelfs vermoorden, maar de tovenaars waren niet bang, omdat ze het hiernamaals (volgens sommige geleerden letterlijk) voor ogen hadden. Omdat de farao van gedachte veranderde, kreeg zijn volk te maken met een aantal bestraffingen. Zo kregen ze eerst te maken met een overstroming. Toen dit te veel werd, vroegen ze aan Musa [vrede zij met hem] om te bidden dat het zou stoppen, en dat Banu Isra’il vrij zou worden gelaten als dit zou lukken.
Hij gaf hier gehoor aan en Allah gaf gehoor aan zijn smeekbede, waardoor de regen stopte en de oogst vol zegeningen was. Het volk van de farao hield zich echter niet aan de afspraak, omdat ze zeiden dat het niet dankzij Musa [vrede zij met hem] was. Hierna kregen ze te maken met heel veel sprinkhanen die hun eten opat, luizen, kikkers en water dat veranderde in bloed. Na elke bestraffing gaven ze aan dat ze zouden geloven als het zou stoppen, maar nadat de bestraffing stopte, hielden ze zich niet aan hun afspraak.
Einde van de farao
Het volk van Musa [vrede zij met hem] werd al onderdrukt, en nu wilde de farao ze weer uitmoorden. Hierop besloten ze om te vluchten. Tijdens hun vlucht kwamen ze uit bij de Rode Zee, terwijl de soldaten van de farao achter hun aankwamen. Musa [vrede zij met hem] had totaal niet de behoefte om zich om te draaien om te kijken hoe dichtbij de soldaten waren genaderd. De reden hiervoor was dat hij volledig vertrouwde op Allah. Hij kreeg de opdracht van Allah om met zijn staf de zee aan te raken, waarop de zee op twaalf plekken openging. Banu Isra’il stak tussen het water over naar de overkant, terwijl de zee steeds nauwer werd. Nadat iedereen van Banu Isra’il veilig aan de overkant was, en het leger van de farao en de farao zelf in de zee waren, werd het water niet meer tegengehouden. Het leger en de farao verdronken allemaal. De farao getuigde net voor dat hij doodging, dat er een God is, maar zijn (valse) getuigenis werd niet geaccepteerd.
Lees verder:
Lees ook: Profeet Adam [vrede zij met hem]