Inhoud van dit artikel:
1- Geloven in het bestaan en eenheid van Allah (god)
Allâhu ta’âlâ is wajib-ul-wujud [wiens bestaan noodzakelijk is], de ware God en de schepper van alle wezens. Er is geen andere god dan Hij. Allâhu ta’âlâ is vrij van tijd en ruimte. Hij lijkt nergens op.
De unieke eigenschappen (die geen een schepping kan hebben) van Allâhu ta’âlâ zijn zes:
Woedjoed = Bestaat
Qidem = Anciënniteit, geen begin
Baqá = Geen einde
Wahdaniyyah = Geen partner/soortgelijke
Muhalefat-un lil-havadis = Lijkt op geen een schepsel
Qiyam bi-nafsihi = zelfbestaand
Zijn attributen (subuti) zijn acht:
Hayaat = Hij is in leven
Ilm = Kennis (over alles)
Sem’ = Horen
Basar = Zien
Qudra = Macht
Irade = Wilskracht
Kalaam = Spreken
Tekvin = Scheppen
2- Geloven in engelen
Engelen zijn levende, lichtgevende wezens, die leven en intelligentie bezitten. Zij zijn de geliefde en kostbare dienaren van Allâhu ta’âlâ, niet Zijn deelgenoten en dochters. Zij gehoorzamen de bevelen van Allâhu ta’âlâ en rebelleren niet. Zij begaan geen zonde. Ze hebben geen ander werk dan het uitvoeren van de orders die ze krijgen. Ze zijn niet mannelijk of vrouwelijk. Ze trouwen niet, baren niet, planten zich niet voort, krijgen geen kinderen, eten en drinken niet. Engelen hebben vleugels, maar we weten niet hoe.
De engelen die alle zaken van ieder mens opschrijven worden Kiramen katibin genoemd. De engelen van onderzoek heten Munker en Nekir. De meest superieure engelen zijn de volgende: Gabriel, Israfil, Mikail, Azrael.
3- Geloven in boeken
De door Allâhu ta’âlâ gezonden boeken zijn talrijk. Degene die in onze religieuze boeken staat is 104 boeken. Honderd daarvan zijn kleine boekjes. Deze kleine boeken worden suhuf genoemd.
100 suhufs daalden af naar de volgende Profeten:
10 suhufs aan Adam ‘alaihis-salâm’,
50 suhufs, aan Sjit,
30 suhufs, aan Idris,
De 10 suhufs werden aan Ibrahim ‘alaihis-salâm’ geopenbaard.
De vier grote boeken werden geopenbaard aan de volgende Profeten:
Torah, aan Mozes,
De Psalmen, aan David,
Het Evangelie, naar Jezus,
De Heilige Qur’ân al-kerîm, aan onze Profeet Mohammed ‘alaihis-salâm’.
4- Geloven in profeten
De eerste van de Profeten was Adam ‘alaihis-salâm’ en de laatste was onze Profeet Mohammed ‘alaihis-salâm’. Tussen deze twee kwamen en gingen vele profeten voorbij. Hun aantal is niet zeker. Het is bekend dat er meer dan 124 duizend van zijn.
Geloven in de Profeten betekent geen verschil zien tussen hen en geloven dat zij allen door Allâhu ta’âlâ zijn uitverkoren om trouw en waarheidsgetrouw te zijn. Wie niet in een van hen gelooft, gelooft in geen van hen.
Alle Profeten, van Adam ‘alaihis-salâm’ tot de laatste Profeet Mohammed ‘alaihis-salâm’, verkondigden hetzelfde geloof en vroegen hun ummahs in dezelfde dingen te geloven. Joden geloven in Mozes ‘alaihis-salâm’ maar niet in Jezus ‘alaihis-salâm’ of Mohammed ‘alaihis-salâm’. Christenen geloven in Jezus ‘alaihis-salâm’, maar niet in Mohammed ‘alaihis-salâm’. Moslims daarentegen geloven in en aanvaarden alle Profeten.
De eigenschappen van de Profeten zijn als volgt:
Amanaah [betrouwbaar],
Siddiq [zijn elke daad is waar, hij liegt niet],
Tablig[informeert de religie volledig],
Adale [Rechtvaardigheid],
Ismet [zondigt niet],
Fetanet [zeer slim, begripvol, intelligent],
Emnul-azl [zij worden niet ontslagen van het profeetschap, d.w.z. hun profeetschap wordt hun niet ontnomen].
Sinds Adam ‘alaihis-salâm’, de eerste mens en de eerste Profeet, heeft Allâhu ta’âlâ elke duizend jaar religies naar de mensheid gestuurd door middel van een nieuwe Boodschapper. Door hen heeft Hij voor de mensen de weg geopenbaard om in deze wereld in comfort en vrede te leven en in het Hiernamaals de eeuwige gelukzaligheid te bereiken. De Profeten met wie een nieuwe godsdienst werd gezonden worden (Rasul) genoemd. De grootste der Boodschappers worden (Ululazm) Profeten genoemd. Dit zijn Adam, Noach, Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed ‘alaihis-salâm’. Een profeet die geen nieuwe godsdienst brengt, maar mensen uitnodigt tot de vorige godsdienst, wordt een profeet genoemd.
Geen profeet zal na onze profeet komen. In de Qur’ân al-kerîm staat:
(Mohammed [alaihis-salâm] is de boodschapper van Allah en de laatste der profeten) [Ahzab 40].
5- Geloven in de laatste dag
Iedereen zal na de dood herrijzen en na de afrekening naar het Paradijs of de Hel gaan. Hemel en hel bestaan nu. Beide zijn eeuwig. Moslims zullen de eeuwigheid in het paradijs doorbrengen en ongelovigen zullen de eeuwigheid in de hel doorbrengen.
Het is niet gemeld wanneer de dag des oordeels zal aanbreken. Onze profeet voorspelde echter vele tekenen en begin van de Apocalyps:
Hadrat Mahdi zal komen, Jezus (vzmh) zal uit de hemel neerdalen, en de Dajjal zal verschijnen. De mensen genaamd Yajjjaj Majj zullen overal een ravage aanrichten. De zon zal opkomen vanuit het westen. Er zullen grote aardbevingen zijn. Religieuze kennis zal worden vergeten en het kwaad zal toenemen.
6- Geloven in het lot en dat goed en kwaad van Allah komen
Al het goede en kwade, voordeel en kwaad dat de mens overkomt is te danken aan de voorzienigheid van Allâhu ta’âlâ.
Het lot is Allâhu ta’âlâ’s kennen en wensen van de daden van mensen en andere schepselen met Zijn eeuwige kennis. Het ontstaan daarvan heet ongeluk, en beide heten ongeluk en lot.
Hoewel Allâhu ta’âlâ alles en alle goede en slechte daden van de mens schept, heeft Hij de mens een wil-i-juziyyah gegeven. Door zijn wils-i-juziyyah te gebruiken, verdient hij beloningen als hij wil dat het goede wordt geschapen, en als hij wil dat het kwade wordt geschapen, verdient hij zonden. Als iemand een zonde begaat, wordt hij gestraft, en als hij een goede daad verricht, wordt hij beloond. Met andere woorden, Allâhu ta’âlâ dwingt niemand tot zonde.