NOG NIET GOEDGEKEURD
Elke moslim moet zich houden aan de vijf zuilen van de islam: de geloofsgetuigenis, het gebed, de armenbelasting, het vasten in de maand Ramadan en op bedevaart gaan naar Mekka. Behalve de vijf zuilen van de islam zijn er ook zes pilaren van imaan (het geloof). Dat zijn zes geloofsprincipes waar je in moet geloven als moslim. Lees verder als je meer wil weten over de zes pilaren van geloof.
“Het is geen vroomheid dat jullie je gezichten naar het oosten en het westen wenden, maar vroom is wie gelooft in Allah en het Hiernamaals en de Engelen en het Schrift en de Profeten.” (Koran, 2:177)
1- Geloven in het bestaan en eenheid van Allah (God)
De eerste pilaar is geloven in Allah. Allâhu ta’âlâ (Allah, de Verhevene) is wajib-ul-wujud (Zijn bestaan is noodzakelijk). Hij is de ware God en de schepper van alle wezens. Er is geen andere god dan Hij. Allâhu ta’âlâ is vrij van tijd en ruimte. Hij lijkt nergens op.
De unieke eigenschappen van Allâhu ta’âlâ (die geen enkel schepsel of schepping heeft of kan hebben) zijn zes:
Woedjoed = bestaand
Qidem = eeuwig (heeft geen begin)
Baqá = heeft geen einde
Wahdaniyyah = heeft geen partner/soortgelijke
Muhalefat-un lil-havadis = lijkt op geen enkel schepsel
Qiyam bi-nafsihi = zelfbestaand
Zijn attributen (subuti) zijn acht:
Hayaat = (Hij is) in leven
Ilm = heeft kennis (over alles)
Sem’ = (kan) Horen
Basar = (kan) zien
Qudra = heeft Macht
Irade = heeft wilskracht
Kalaam = (kan) spreken
Tekvin = (kan) scheppen
2- Geloven in engelen
De twee pilaar is het geloof in engelen. Engelen zijn levende, lichtgevende wezens, die intelligentie bezitten. Zij zijn de geliefde en kostbare dienaren van Allâhu ta’âlâ, niet Zijn deelgenoten en dochters. Zij gehoorzamen de bevelen van Allâhu ta’âlâ en rebelleren niet. Zij begaan geen zonde. Ze hebben geen ander werk dan het uitvoeren van de orders die ze krijgen. Ze zijn niet mannelijk of vrouwelijk. Ze trouwen niet, baren niet, planten zich niet voort, krijgen geen kinderen, eten en drinken niet. Engelen hebben vleugels, maar we weten niet hoe die vleugels eruitzien.
De engelen die alle zaken van ieder mens opschrijven worden Kiramen katibin genoemd. De engelen van onderzoek heten Munker en Nekir. De meest superieure engelen zijn de volgende: Gabriel, Israfil, Mikail, Azrael.
3- Geloven in boeken
Je bent als moslim ook verplicht om te geloven in de talrijke boeken die door Allâhu ta’âlâ gezonden zijn. Geloven in de boeken is de derde pilaar van imaan. In onze religieuze bronnen is er sprake van 104 geschriften en boeken. Van de 104 zijn er 100 geschriften – dunne boeken – die suhuf worden genoemd.
100 suhufs daalden af naar de volgende Profeten:
waarvan 10 suhufs aan Adam,
50 suhufs aan Sjit,
30 suhufs aan Idris,
en 10 suhufs werden aan Ibrahim geopenbaard عليهم السلام (vrede zij met hen allen)
De vier grote boeken werden geopenbaard aan de volgende profeten:
De Torah aan Mozes,
De Psalmen aan David,
Het Evangelie naar Jezus,
De Heilige Qur’ân al-Kerîm, aan onze Profeet Mohammed عليهم السلام (vrede zij met hen allen).
4- Geloven in profeten
De eerste van de profeten was Adam عليه السلام en de laatste was onze profeet Mohammed ﷺ. Tussen de eerste en laatste zijn er vele profeten geweest. Hun precieze aantal is niet bekend; het zou om meer dan 124 duizend profeten gaan. Geloven in de profeten is de vierde pilaar van imaan.
Geloven in de profeten houdt in dat je geen onderscheid tussen hen maakt en dat je gelooft dat zij allemaal door Allâhu ta’âlâ zijn uitverkoren om trouw en waarheidsgetrouw te zijn. Wie in één van hen niet gelooft, wordt beschouwd als iemand die in geen van hen gelooft.
Alle profeten, van Adam عليه السلام tot de laatste Profeet Mohammed ﷺ, verkondigden hetzelfde geloof en vroegen hun ummah (gemeenschap) in dezelfde dingen te geloven. Joden geloven in Mozes عليه السلام maar niet in Jezus عليه السلام of Mohammed ﷺ. Christenen geloven in Jezus عليه السلام maar niet in Mohammed ﷺ. Moslims daarentegen geloven in en aanvaarden alle profeten.
De eigenschappen van de profeten zijn als volgt:
Amanaah: betrouwbaar,
Siddiq = waarachtig,
Tablig= informeert volledig over de religie,
Adale – rechtvaardig,
Ismet = zondevrij,
Fetanet = zeer slim, begripvol, intelligent,
Emnul-azl = zij worden niet ontslagen van het profeetschap, d.w.z. hun profeetschap wordt hun niet ontnomen.
Sinds Adam عليه السلام, de eerste mens en de eerste profeet, heeft Allâhu ta’âlâ telkens boodschappers naar de mensheid gezonden om hen te herinneren aan Zijn boodschap. Via de boodschappers heeft Hij voor de mensen de weg geopenbaard om in deze wereld in innerlijke vrede te leven en in het Hiernamaals de eeuwige gelukzaligheid te bereiken. De profeten die met een nieuwe boodschap kwamen, worden Rasul genoemd. De grootste der Boodschappers worden Ulu l ‘azm genoemd, een groep van standvastige profeten. Dit zijn Adam, Noach, Abraham, Mozes, Jezus en Mohammed عليهم السلام (vrede zij met hen allen). Een profeet die niet met een nieuwe boodschap komt, maar mensen uitnodigt met de boodschap van de vorige boodschapper, wordt een profeet genoemd.
Er zal geen profeet na onze profeet Mohammed ﷺ komen. In de Qur’ân al-kerîm staat:
Mohammed is niet de vader van één van jullie, maar hij is de Boodschapper van Allah, en de laatste van de Profeten. En Allah is Alwetend over alle zaken. (Koran, 33:40)
5- Geloven in de laatste dag
Iedereen zal na de dood herrijzen en na de afrekening naar het Paradijs of de Hel gaan. De Dag des Oordeels wordt ‘de Laatste Dag’ genoemd, omdat het de laatste dag zal zijn, er zal hierna geen dag meer volgen. Hemel en hel bestaan echt en ze bestaan nu. Beide zijn eeuwig. Moslims zullen de eeuwigheid in het paradijs doorbrengen en ongelovigen zullen de eeuwigheid in de hel doorbrengen.
Het is niet gemeld wanneer de Dag des Oordeels zal aanbreken. Onze profeet ﷺ voorspelde echter vele tekenen en begin van de Apocalyps:
Hadrat Mahdi zal komen, Jezus عليه السلام zal uit de hemel neerdalen, en de Dajjal zal verschijnen. De mensen genaamd Yajuz wa Majuz (Gog en Magog) zullen overal een ravage aanrichten. De zon zal opkomen vanuit het westen. Er zullen grote aardbevingen zijn. Religieuze kennis zal worden vergeten en het kwaad zal toenemen.
6- Geloven in het lot en dat goed en kwaad van Allah komen
Al het goede en kwade, voordeel en kwaad dat de mens overkomt is te danken aan de voorzienigheid van Allâhu ta’âlâ.
Het lot is Allâhu ta’âlâ’s kennen en wensen van de daden van mensen en andere schepselen met Zijn eeuwige kennis. Het ontstaan daarvan heet ongeluk, en beide heten ongeluk en lot.
Hoewel Allâhu ta’âlâ alles en alle goede en slechte daden van de mens schept, heeft Hij de mens een wil-i-juziyyah gegeven. Door zijn wils-i-juziyyah te gebruiken, verdient hij beloningen als hij wil dat het goede wordt geschapen, en als hij wil dat het kwade wordt geschapen, verdient hij zonden. Als iemand een zonde begaat, wordt hij gestraft, en als hij een goede daad verricht, wordt hij beloond. Met andere woorden: Allâhu ta’âlâ dwingt niemand tot zonde.