Zondvloed
De duidelijke tekst van de Koran geeft aan, dat allen die op aarde waren in de zondvloed verdronken en dat geen mens of dier werd gered, behalve degenen die Noeh met zich aan boord van de ark nam.
Allah, moge Hij verheven zijn, zei (interpretatie van de betekenis):
“En Wij redden hem en degenen die met hem in het beladen schip waren.
Daarna verdronken Wij de rest (de ongelovigen)”
[ash-Shu’ara’ 26:119-120].
“(Zo was het) totdat Ons gebod kwam en de oven (water) als fonteinen uit de aarde spoot. En Wij zeiden: ‘Scheept u daarin in, van elke soort twee (mannen en vrouwen), en uw familie, behalve hij tegen wie het Woord reeds is uitgegaan en de gelovigen. En niemand geloofde met hem, behalve weinigen.'”
[Hood 11:40].
“Zij verloochenden hem, maar Wij bevrijdden hem en degenen die met hem in het schip waren, en Wij deden hen generaties na elkaar vervangen, terwijl Wij degenen verdronken die Onze Ayat (bewijzen, bewijzen, lessen, tekenen, openbaringen, enz.) loochenden. Zie dan wat het einde was van degenen die gewaarschuwd waren”
[Yoonus 10:73].
De tekst van de Koran geeft ook aan dat de aarde daarna pas bevolkt werd door de nakomelingen van Noeh (vrede zij met hem). Van de gelovigen die met hem in de ark gered werden, bleef niemand van hun nakomelingen over. Dus alle mensen die nu op aarde zijn, stammen af van Noeh (vrede zij met hem).
Allah, moge Hij verheven zijn, zegt (interpretatie van de betekenis):
“En voorzeker, Nôeh (Noach) riep Ons aan en Wij zijn de Beste der genen die (het verzoek) verhoren.
En Wij redden hem en zijn familie uit de grote nood (d.w.z. de verdrinkingsdood),
En zijn nageslacht maakten Wij tot de overlevenden (d.w.z. Sem, Ham en Jafeth).
En lieten voor hem (een goede herinnering) achter onder de geslachten die in latere tijden zouden komen.
Salamoen (vrede) zij met Noeh (Noach) (van Ons) onder de Alameen (de mensheid, de djinn en al hetgeen bestaat)!”
Voorwaar, zo belonen Wij de Muhsinoon (goeddoeners)
Voorwaar, hij (Noeh (Noach)) was één van Onze gelovige dienaren.
Daarna verdronken Wij de anderen (ongelovigen en veel-godenaanbidders, enz.)”
[as-Saaffaat 37:75-82].
Overleveringen
‘Ali ibn Abi Talhah verhaalde van Ibn ‘Abbaas: Er was niemand overgebleven behalve het nageslacht van Noeh (vrede zij met hem).
Qataadah zei over de woorden “En, zijn nageslacht, hen hebben Wij tot de overlevenden gemaakt”: Alle mensen behoren tot het nageslacht van Noeh (vrede zij met hem).
Tafseer al-Qur’an al-‘Azeem door Ibn Katheer, 7/22
Al-Haafiz Ibn Katheer (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd:
De geleerden verschilden van mening over het aantal mensen dat met hem aan boord van de Ark was.
Er werd overgeleverd van Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn): Er waren tachtig mannen, vergezeld van hun vrouwen. Er werd overgeleverd van Ka’b al-Ahbaar dat er tweeënzeventig mensen waren. Er werd ook gezegd dat er tien mensen waren.
Een aantal van de commentatoren zei: Het water steeg tot het vijftien ellen boven de top van de hoogste berg op aarde was. Dit is de mening van de mensen van het Boek. Er werd ook gesuggereerd dat het tachtig el was, en dat het de lengte en de breedte van de aarde, de vlakten, het ruige terrein, de bergen, de verlaten streken en de zanderige woestijnen bedekte, en er was helemaal niemand meer over van hen die op aarde leefden, jong noch oud.
Imam Maalik zei, vertellende van Zayd ibn Aslam: De bevolking vulde in die tijd de vlakten en de bergen…
Allah gaf niemand van de gelovigen die met hem waren kinderen of nakomelingen, met uitzondering van Noeh (vrede zij met hem). Allah, moge Hij verheven zijn, zegt (interpretatie van de betekenis): “En zijn nageslacht, hen hebben Wij tot de overlevenden gemaakt” [as-Saaffaat 37:77]. Dus iedereen op het gezicht van de aarde vandaag, van alle rassen, zijn de zonen van Adam die afstammen van de drie zonen van Noeh, namelijk Saam, Haam en Yaafith (Sem, Ham en Jafeth). Einde citaat.
Al-Bidaayah wa’n-Nihaayah, 1/111-114
Bewijzen
Al-‘Allaamah at-Taahir ibn ‘Ashoor (moge Allah hem genadig zijn) zei: Het feit dat de zinsnede “hen hebben Wij de overlevenden gemaakt” begint met het voornaamwoord is om exclusiviteit aan te geven. Met andere woorden: Er was niemand overgebleven van de mensheid behalve degenen die Allah redde met Noeh in de ark, van zijn nakomelingen, dan degenen die van hen afstamden. Er was niemand overgebleven van de zonen van Adam behalve het nageslacht van Noeh. Dus alle naties behoren tot het nageslacht van de drie zonen van Noeh. De klaarblijkelijke betekenis hiervan is dat degenen die met Noeh geloofden buiten zijn zonen geen nakomelingen hadden. Ibn ‘Abbaas zei: Toen Noeh uit de ark kwam, stierven de mannen en vrouwen die bij hem waren, behalve zijn zonen en zijn vrouwen. Zo kunnen wij reageren op de klaarblijkelijke tegenstelling tussen dit vers en het vers in Soorat Hood (“Wij zeiden: ‘Scheept u daarin in, van elke soort twee (man en vrouw), en uw familie, behalve hij tegen wie het Woord reeds is uitgegaan, en zij die geloven. En niemand geloofde met hem, behalve weinigen.”” [Hood 11:40]). Dit is gebaseerd op het idee dat de zondvloed de hele aarde bedekte en alle mensen vernietigde behalve degenen die Noeh aan boord van de Ark bracht. Einde citaat.
At-Tahreer wa’t-Tanweer, 23/47
Met betrekking tot de woorden van Allah, moge Hij verheven zijn, (interpretatie van de betekenis):
“O nakomelingen van degenen die Wij met Noeh (Noach) in het schip droegen! Voorwaar, hij was een dankbare dienaar.””
[al-Isra’ 17:3]
En
“Dezen waren het, aan wie Allah Zijn genade schonk uit het midden der profeten, uit het nageslacht van Adam en uit het nageslacht van degenen, die Wij met Noach (in het schip) droegen en uit het nageslacht van Ibrahiem (Abraham) en Israël en uit het midden dergenen, die Wij leidden en uitverkoren. Toen hun de Verzen van de Barmhartige werden voorgedragen, vielen zij neder, terwijl zij zich ter aarde wendden en weenden.
[Maryam 19:58],
Deze woorden geven niet aan dat de nakomelingen van de gelovigen die Noeh (vrede zij met hem) met zich meedroeg, overleefden; wat bedoeld wordt, zijn de zonen van Noeh (vrede zij met hem) wier nageslacht overleefde, niet de andere gelovigen.
Al-‘Allaamah al-Ameen ash-Shanqeeti (moge Allah hem genadig zijn) zei: Het vers “‘O nakomelingen van degenen die Wij (in het schip) met Noeh (Noach) droegen! Voorwaar, hij was een dankbare slaaf'”[al-Isra’ 17:3] stelt dat geen van de nakomelingen van degenen die met Noeh (Noach) op de ark werden vervoerd, overleefden, met uitzondering van de nakomelingen van Noeh, zoals er staat in het vers: “En, zijn nageslacht, hen maakten Wij tot de overlevenden” [as-Saaffaat 37:77].