Respect
De mens is geschapen als een wezen dat respect verdient. (al-Isrâ 17/70) Hij moet op niemand neerkijken en iedereen met respect behandelen omdat hij een mens is. In dat geval zal het leven vervuld zijn van vrede en geluk. Integendeel, wanneer respect verdwijnt in een natie en tussen familieleden, komen er geschillen, strijd, onrust, haat en vijandschap voor in de plaats. Als gevolg van gebrek aan respect verliest iemand de gunst van zijn ouderen en het respect van zijn gelijken. Het zorgt er ook voor dat de kleinen en zwakken hun vastberadenheid en hoop verliezen. Kortom:
De winnaars hebben altijd gewonnen vanwege respect en eer, en de verliezers hebben altijd verloren vanwege gebrek aan respect en arrogantie.
Het respect van mensen in de samenleving kan echter verschillen. Door een geleerde te behandelen als een onwetende, een oudere als een minderjarige en een bestuurder als een eenvoudige burger ontstaat een grote onevenwichtigheid. Het is het meest natuurlijke recht van ieder mens om behandeld te worden in overeenstemming met zijn plaats en positie in de samenleving. Onze Profeet (s.a.w.) zei:
“Behandel mensen overeenkomstig hun positie, gezag en niveau!” (Abu Dawud, Edeb, 20).
Bij het beschrijven van de vergadering van onze Profeet (SAW) worden de volgende uitspraken gedaan:
“…Iedereen in zijn vergadering werd gelijk behandeld. Hun superioriteit boven elkaar was alleen door vroomheid. Zij waren allen bescheiden. Zij respecteerden de ouderen, toonden mededogen en genade aan de kleinen, gaven voorrang aan de behoeftigen, probeerden in hun behoeften te voorzien en beschermden en verzorgden de vreemdelingen en vreemden.”
De Boodschapper van Allah (saw) zei:
“Wie geen barmhartigheid toont aan onze kleinen, onze ouderen respecteert en hun rechten erkent, is niet één van ons” (Abû Dâwûd, Edeb 58; Tirmidhi, Birr 15).
We hebben gezegd dat de winnaars altijd winnen met respect en eerbied. Hier zijn enkele voorbeelden van de voordelen van deze goede moraal in deze wereld en het eeuwige leven:
Allâhs geliefde Rasûlullah geeft het volgende goede nieuws:
“Allâhu ta’âlâ schenkt aan een jong persoon die een oud persoon respecteert vanwege zijn leeftijd, mensen die hem op zijn oude dag zullen dienen.” (Tirmidhi, Birr, 75)
“O Anas! Respecteer de ouderen en heb medelijden met de kleinen, opdat je mijn metgezel zult zijn in het Paradijs” (Bayhaqi, Shu’ab, VII, 458; Zabīdī, Ithaf al-Saadee, VI, 275; Ibn Asāqir, III, 146).
Als we enkele uitingen moeten noemen van het respect dat aan de oudsten moet worden betoond, kunnen we eerst het volgende zeggen:
Meer harmonie in een samenleving
De kleinen moeten de oudsten groeten wanneer zij hen ergens ontmoeten (Bukhārī, Isti’zān 5,6).
(Moslim, Salât 122)
In de samenkomsten moeten de kleinen hun plaatsen van harte afstaan aan de geleerden en de oudsten, gelovend in de beloning, liefdevol en gewillig.
Bij elke vorm van eer is het noodzakelijk om uit te gaan van de oudste, door de juiste kant te beschouwen. (Moslim, Rü’yâ, 19)
Minderjarigen moeten niet naar voren komen in zaken die door oudsten besproken moeten worden. (Bukhârî, Jizya 12)
Ook in gedachten, toespraken en geschriften over oudsten dient respect in acht te worden genomen.
Onder degenen aan wie respect en eerbied moet worden betoond, zijn er naast de oudsten ook deskundige Qur’ânic hafiz en rechtvaardige heersers. In de hadith-i sharif staat het als volgt:
“Het tonen van respect aan de moslim met grijs haar en baard, aan de Qur’ânische schriftgeleerde die niet tot het uiterste gaat in zijn recitatie (met tangannî) en handelt in overeenstemming met de regels ervan, en aan de rechtvaardige heerser is uit respect en aanbidding voor Allâhu ta’âlâ.” (Abû Dâwûd, Edeb, 20).
De meest waardige eerbied en respect onder de dienaren zijn de ouders.
Echter, in respect moeten excessen die de Islam niet goedkeurt worden vermeden. De Boodschapper van Allah (saw) zei tegen zijn metgezellen, die in verschillende landen mensen zagen prostreren voor koningen en dachten dat de Profeet (saw) dit meer waard was, dat zij dit niet moesten doen en dat prostratie alleen voor Allah kon zijn (Abu Dawud, Nikâh, 40; Tirmidhi, Radâ` 10; Ahmad, VI, 76).
Opnieuw zei onze Meester tegen iemand die vroeg of iemand zich voor zijn broeder of vriend kan neerbuigen: “Nee, dat kan hij niet.” (Tirmidhi, Isti’zān, 31). “Nee, hij kan niet buigen” (Tirmidhi, Isti’zân, 31).
Buitensporige uitingen van lof, geuit ter wille van de verering, moeten ook zorgvuldig worden vermeden. In de hadîth-i-sherîf: “Prijs elkaar niet (zonder maat). Want dat is als het doden van degene die geprezen wordt” (Ibn Mâja, Edeb, 36).
Lees ook: Uitdagingen voor moslimjongeren in het Westen