Achtergrond
Ahmad bin Hanbal moge Allah hem genadig zijn werd geboren in Bagdad, in het jaar 780. Van zuiver Arabische afkomst, behoorde Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, via beide ouders tot de stam van Shaybaan. Hij was nog een zuigeling toen zijn vader op 30-jarige leeftijd stierf. Toen Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn vijftien jaar oud was, begon hij de overleveringen (Ahadeeth) van de profeet Mohammed, sallallaahu `alayhi wa sallam ( moge Allah zijn vermelding verheerlijken), te bestuderen. Op zoek om te leren van de grote geleerden van zijn tijd, reisde hij naar de steden Kufah en Basrah in Irak; naar Makkah, Hijaaz en Al-Madeenah in Arabië; en naar het land van Jemen en Syrië. Hij maakte vijf pelgrimstochten naar Makkah, waarvan drie te voet. Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, leidde een leven van ascese en nederigheid, en verwierf vele leerlingen. Hij had acht kinderen, van wie er twee bekend waren en nauw verbonden met zijn intellectuele werk: Saalih (gestorven 880) en ‘Abdullaah (gestorven 903).
Ahmad bin Hanbal moge Allah hem genadig zijn werd zo bekwaam in de godsdienstwetenschappen, dat al-Imaam As-Shaafi’ee moge Allah hem genadig zijn zei: “Ik verliet Bagdad en liet daar geen man achter met meer kennis dan Ibn Hanbal.”
Zijn periode
De meest besproken kwestie uit het leven van Ibn Hanbal is het lijden, waaraan hij onderworpen werd tijdens de beproeving, bekend als “al-mihnah”, bevolen door de kalief Al-Ma’maan. De beproeving begon in 833, toen de Kalief het geloof dat de Koran geschapen was –een leer van de Mu’tazilieten, een rationalistische islamitische school die beweerde dat de rede gelijkwaardig was aan de openbaring als middel tot godsdienstige waarheid — voor alle moslims verplicht stelde. De kalief had dit geloof reeds in 827 publiekelijk beleden. Vóór die tijd was de Glorierijke Koran beschouwd als het ongeschapen, eeuwige woord van Allah. De inquisitie werd zowel in Bagdad, de centrale plaats van het ‘Abasidische Kalifaat, als in de provincies gehouden. Zij duurde van 833 tot 848, een periode die de regering van vier kaliefen omvatte, en eindigde tijdens het kalifaat van al-Moetawakkil, die de mensen tot de juiste opvatting terugbracht.
Met gevaar voor eigen leven weigerde Ibn Hanbal, moge Allah hem genadig zijn, de Mu’tazile leer te onderschrijven. Hij werd geketend, geslagen en meer dan twee jaar gevangen gezet. Na zijn vrijlating hervatte hij zijn lezingen pas toen de inquisitie publiekelijk ten einde was verklaard. Om de beproeving te overleven, hadden sommige geleerden zich herroepen, en claimden later het voorrecht van dissimulatie, Taqiyyah (het verbergen van hun gevoelens vanwege het extreme gevaar dat daarmee gepaard ging), als rechtvaardiging voor hun gedrag. Andere geleerden, naar het voorbeeld van Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, weigerden hun geloof af te zweren.
Kalief- al- Ma’maan
In 833 werden Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn en een andere geleerde, Muhammad bin Noeh, moge Allah hem genadig zijn, die ook geweigerd had te recanteren, opgeroepen om voor kalief al-Ma’maan te verschijnen, die op dat moment in Tarsus (nu in het moderne Turkije) was. Zij werden in ketenen uit Bagdad weggezonden; maar kort nadat zij aan hun reis begonnen waren, stierf de kalief en op de terugreis naar de hoofdstad stierf ook Ibn Noeh.
Voor de rechter
Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, werd bevolen voor de nieuwe kalief, al-Mu’tasim, te verschijnen. Hij stond drie dagen terecht, en op de derde dag, nadat de geleerden met hem hadden getwist, volgde er een privé-conferentie met de kalief, die Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, vroeg ten minste een beetje toe te geven, opdat hij hem zijn vrijheid zou kunnen schenken.
Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn gaf hetzelfde antwoord dat hij vanaf het begin van de inquisitie had gegeven; hij zou zwichten wanneer hem enig bewijs werd gegeven voor wijziging van zijn geloof, ontleend aan de Koran en de overleveringen van Profeet Mohammed, sallallaahu `alayhi wa sallam (moge Allah zijn vermelding verheerlijken). Toen hij zijn geduld verloor, beval de kalief dat hij meegenomen en gegeseld zou worden. Gedurende de geseling bleef de Kalief volharden in zijn pogingen om een herroeping te verkrijgen, maar tevergeefs. De onverzettelijke geest van Ibn Hanbal trof de kalief, maar zijn raadgevers waarschuwden, dat als hij de straf zou staken, hij ervan beschuldigd zou worden, dat hij zich tegen de leer van zijn voorganger al-Ma’maan had verzet, en het zou als een overwinning voor Ibn Hanbal worden gerekend, moge Allah hem genadig zijn, met nare gevolgen voor het bewind van de kaliefen tot gevolg. Toch moest de behandeling van Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn door de kalief worden opgeschort, vanwege de toenemende woede van de bevolking die zich buiten het paleis verzamelde en voorbereidingen trof om het aan te vallen. Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, zou door 150 sjorders geslagen zijn, die hem elk om beurt twee keer sloegen en opzij gingen. De littekens van zijn wonden bleven hem tot het einde van zijn leven bij.
Groot werk geleverd
De inquisitie werd voortgezet onder de volgende Kalief, al-Waathiq, maar Ibn Hanbal werd met rust gelaten, ondanks pogingen van zijn tegenstanders om de Kalief over te halen hem te vervolgen. De nieuwe kalief werd, evenals zijn voorganger, zeer waarschijnlijk beïnvloed door de dreiging van een volksopstand, indien hij gewelddadige handen zou leggen op een man, die in de volksmond beschouwd werd als een groot geleerde en de meest deskundige van zijn tijd. Het momentum van de inquisitie voerde het twee jaar tot in de regering van kalief al-Moetawakkil, die er uiteindelijk in 848 een eind aan maakte.
Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, verdiende de grootste reputatie van alle personen die bij de inquisitie betrokken waren en de eeuwige dankbaarheid van het moslimvolk. Men schrijft hem toe dat hij stand heeft gehouden tegenover alle tegenslagen, en dat hij de moslims heeft behoed voor het ongelovig worden. Ibn Hanbal’s staat van dienst in de geschiedenis is die van een groot geleerde, die standvastig bleef tegenover de ketterijen van de Mu’tazilieten, en hun campagne om de godsdienst van Allah te veranderen.
Zijn dood
Ibn Hanbal moge Allah hem genadig zijn, stierf in 855, in Bagdad. Hij was toen 77 jaar oud. De mensen die zijn begrafenisplechtigheid bijwoonden, overspoelden de straten van Bagdad en de stoet werd geschat op meer dan 800.000 rouwenden. Hij was de oprichter van de Hanbali wetschool (Madhab).
Lees ook: Wat zijn wetscholen (Madhabs)?