1. Muawiyah en de Vestiging van de Omajjadische Staat
Na het martelaarschap van Ali beloofden de moslims trouw aan zijn oudste zoon Hassan. Enkele belangrijke woongebieden, vooral Egypte, dat onder de controle van Ali stond, werden door Muawiyah veroverd.
Hasan, die na Ali tot kalief gekozen was, deed na zes maanden afstand van zijn kalifaat en beloofde zijn trouw aan Muawiyah onder enkele voorwaarden. Hasan (r.a.) zag dat de gemeenschap het beste tot een overeenkomst met Muawiyah kon komen door de bestaande gemeenschapsstructuur en gezindheid in ogenschouw te nemen.
Het jaar van de politieke eenheid, dat door de toewijding en inspanningen van Hasan tot stand kwam, wordt “het jaar van de samenkomst” (am al-jamaah) genoemd (41/661). Op deze manier verenigde de Islamitische wereld, die meer dan vijf jaar in twee staten verdeeld was geweest, zich onder het bestuur van Muawiyah. Na de vestiging van de Omajjadische staat werd Damascus de nieuwe hoofdstad.
A. De kenmerken van de door Muawiyah ingestelde staat
Muawiyah, de gouverneur van Damascus, bereidde en provoceerde het volk van Syrië tegen Ali op grond van de bloedwraak op Uthman (r.a.) en ging zo een politieke strijd aan. En hij bereidde ook een legitieme grond voor zijn politieke strijd voor met de list van `Amr ibn al-`As bij het incident van de arbitrage. Vanaf die tijd won Muawiyah aan kracht en begon hij het Umayyad sultanaat op te richten.
De Omajjadische staat ontstond als gevolg van de tribale neiging (van de Omajjaden) en het succes van hun aanhangers. Muawiyah en zijn kader versterkten hun regering en richtten hun aandacht op de “Arabisme” tendens om de tribale invloed te overwinnen. Volgens veel historici stichtten ze uiteindelijk een Arabische staat.
Ze neigden naar een status van “Arabische superioriteit” die alle stammen welgevallig was om tegenstellingen tussen stammen te voorkomen. Ze hielden niet-Arabieren buiten de regering. Het protectionisme omvatte eerst de Umayyad familie, dan de stam en ten slotte de Arabische gemeenschap. Verder dan dit ging het niet.
Terwijl de Islam een oproep tot gelijkheid onder de moslims was. Deze oproep van de Islam werd de belangrijkste basis en het verzetspunt tegen het Arabisme van de Omajjaden. Dat was het punt waar de niet-Arabieren (Mawalis) zich op baseerden in hun verzet. Sommige van de bewegingen die tegen de Omajjaden vochten, deden hun verzet echter niet in naam van de Islam, maar om andere opvattingen en doelen die ze hadden.
Een van de kenmerken van de gevestigde Omajjadische staat was de invoering van het erfelijke systeem in de regering. De periode van het sultanaat begon en het kalifaat ging over van vader op zoon.
Ondanks de vele negatieve kenmerken van de Omajjadische staat, verspreidde de Islam zich tijdens hun macht over uitgestrekte gebieden.
B. De militaire expedities over Byzantijnen
Muawiyah richtte een sterk leger en vloot op. Daarom aarzelde hij niet om Byzantijn aan te vallen. De vloot belegerde Istanbul in 669 onder het bevel van Sufyan ibn ‘Awf. Tijdens dit beleg, Khalid ibn Zayd (Abu Ayyub al-Ansari), een van de naaste vrienden van onze Profeet (vrede zij met hem), werd gemarteld en bij de stadsmuren begraven.
In 674 omsingelden de Omajjadische machten Istanbul opnieuw en hielden het beleg zeven jaar lang. Het meest bedreigend voor de Arabieren was het “Griekse vuur”. Met dit chemische middel konden de Byzantijnen de oorlogsschepen verbranden of de Arabische troepen verhinderen dichterbij te komen.
Omajjaden die de belegering van Istanboel mislukten, veroverden Rhodos op hun weg terug naar Damascus. Ze organiseerden ook overland expedities naar Byzantinië. Muawiyah, die het “ghazwa” systeem in Anatolië instelde, creëerde een versterkte route langs de noordoostelijke grenzen. Hij vestigde ook vele hoofdkwartieren langs deze versterkte gebieden. De strijd tegen de Byzantijnen ging voortdurend door.
C. De militaire campagnes in het Oosten en Westen
Uqba ibn Nafi, een van Muawiyah’s beroemde commandanten, werd aangesteld voor de verovering van Noord-Afrika (Ifriqiyah) dat in drie landen verdeeld was: Tunesië, Algerije en Marokko. Na de verovering van Tunesië stichtte Uqba in 670 de stad Kairouan. Het is beroemd dat Uqba ibn Nafi die Noord-Afrika veroverde en de vreugde voelde over de verspreiding van de Islam in die landen, op zijn paard naar de Atlantische Oceaan reed en zei: “Lieve Heer! Als deze zee niet voor me stond, zou ik uw godsdienst over veel meer landen verspreiden”.
De Omajjadische bevelhebber, die naar het Oosten gestuurd was, reikte met zijn leger tot in het Midden-Azië.
Ze staken zelfs de rivier Amu Derya over, veroverden Khorasan, en maakten expedities naar Bukhara. Daarna keerden ze naar het Oosten, trokken Afghanistan binnen en kwamen in Kaboel aan.
-
Het incident van Karbala
Toen de Omajjadische staat was opgericht, startten de aanhangers van Ali, de Zubairis en de Kharijites een propaganda waarin beweerd werd dat het Omajjadische kalifaat niet wettig was. Sommigen gaven er de voorkeur aan het Omajjadische gezag te gehoorzamen, om de eenheid van de Moslims te beschermen.
Muawiyah, die in 680 stierf, benoemde zijn zoon Yazid in zijn plaats. In die tijd woonde de Hasjemitische leider Hoessein in Medina. Hij was in Mekka toen Muawiyah stierf. Veel mensen in de steeds groter wordende stad Koefa, waar mensen met verschillende opvattingen woonden, namen het kalifaat van Yazid aan. De inwoners van Kufa nodigden Hoessein voortdurend uit om naar Koefa te komen en de trouw van de mensen te aanvaarden. Na verschillende vooronderzoeken onderzoekingen vertrok Hoessein samen met zijn bloedverwanten in 680 tegen het eind van september naar Koefa.
Ubaydullah ibn Ziyad, die berucht was om zijn wreedheid, ontving het nieuws van Husseins komst. Hij stuurde een voorhoede onder het bevel van Hurr ibn Yazid al Tamimi om Hussein te onderscheppen. Hurr had heel slechte bedoelingen, maar nadat hij Hoessein ontmoet had, was hij er getuige van dat Hoessein een eerlijk man was met goede bedoelingen goede bedoelingen, dus sloot hij zich bij hem aan in plaats van tegen hem te vechten.
Nadat Hurr zich aan de zijde van Hussein had geschaard, stuurde Ubaydullah een leger met 3000 man onder het bevel van Umar ibn Sa’d. Umar die een gezantschap naar Hoessein stuurde, die zijn militair kwartier in Karbala had gevestigd, vroeg hem zich over te geven. Hussein beantwoordde zijn verzoek met de woorden dat hij vrede zocht, maar onrechtvaardig en slecht behandeld werd, hoewel hij niemand kwaad deed. Daarna drukte Umar uit dat hij de situatie zeer betreurde, maar dat hij hem gevangen moest nemen vanwege zijn gehoorzaamheid aan zijn commandanten. Hij vervolgde met te zeggen dat als Hoessein zijn trouw aan de kalief zou verklaren, hij Hoessein en de mensen met hem zou laten gaan.
Hoessein wist dat Yazid geen bekwaam persoon was om de kalief van de Moslims te zijn. Als hij Yazid onderwierp, zou hij niet alleen zijn eer verliezen, maar ook misbruik maken van het vertrouwen en de liefde van de gelovigen die hem liefhadden omdat hij het kleinkind van de Profeet was. Hij zei tegen Umar:
“Dat is een zaak tussen mij en Yazid. Laat me zelf naar een ontmoeting met Yazid gaan en ik zal met hem over deze zaak spreken. Als de bevelen die je hebt gekregen me belemmeren daarheen te gaan, laat me dan teruggaan naar Medina. Maar als je commandanten dit niet goedkeuren, laat me dan met mijn gezin naar Khorasan gaan. Dan zal ik uit deze landen weg zijn.”
Umar die onder de druk van beide kanten stond, overdacht Husseins voorstellen en dacht na hoe hij de kwestie kon oplossen. Shimr ibn Dhil-Jawshan, een van zijn commandanten, leidde echter tot een spanning door Umar’s vredelievende houding als lafheid te bestempelen.
De strijd begon op 10 oktober 680. Er waren ongeveer honderd man aan de kant van Hoessein en er was een grote onevenwichtigheid tussen beide partijen. Toch manifesteerden Husseins verwanten en zijn dappere mannen een buitengewone heldhaftigheid. Een voor een werden al zijn neven en kinderen in de strijd gemarteld. Hussein liet de lichamen van zijn gemartelde bloedverwanten naast de tenten achter. Toen het middag was, bad hij, praatte met zijn familie en ging naar zijn laatste gevecht.
Hoessein zou niet de eerste zijn die aanviel. Aanvankelijk durfde niemand van de overkant de kleinzoon van de Profeet aan te vallen. Tenslotte verenigden zich soldaten die door Sjimr’s spot en beledigingen geprovoceerd waren en vielen hen aan. Hoessein vocht een heldhaftige en epische strijd, maar het was voor hem onmogelijk een overwinning te behalen tegen zo’n enorm leger van de vijanden. Hij raakte gewond en viel van zijn paard. Hij werd verpletterd onder de voeten van de paarden van de Iraakse soldaten, en daarna werd hij onthoofd. Samen met de rest van Ahl al-Bayt werd zijn gezegende hoofd naar Yazid gezonden.
Yazid scheen niet erg blij te zijn met deze gebeurtenissen. Ali, een van Husseins zieke zonen, overleefde het. Yazid verontschuldigde zich bij hem en drukte herhaaldelijk uit dat hij niet verantwoordelijk was voor deze ramp. Hij zei dat de troepen van Ubeydullah de hun gegeven bevelen overschreden, maar niemand geloofde Yazid. Na dit incident werd de verdeling van de moslimgemeenschap in twee sekten, namelijk de sjiieten en de soennieten, zeker.