Sprake van wanorde
Na het martelaarschap van Uthman heerste er veel wanorde. De opstandelingen boden veel mensen aan om de kalief te worden, maar niemand nam het aan. Niemand wilde op zo’n moment de kalief zijn. Uiteindelijk, om te voorkomen dat de wanorde zich zou uitbreiden, kwamen de mensen van Madinah overeen Ali aan te bieden om de kalief te worden. Ali wilde het niet aannemen, maar hij moest deze zware verantwoordelijkheid aanvaarden om de wanorde en het onheil te stoppen.
Adviezen aan Malik (ra)
De problemen waarmee Ali zou ondervinden, waren overvloedig. Eerst zond hij de gouverneurs die hij aanstelde naar alle steden. Al de gouverneurs die hij aanstelde waren bekwame mensen op het gebied van administratie. Hij vertrouwde zijn gouverneurs. Hij gaf hun wat raad voordat hij hen uitzond. Zijn adviezen hadden altijd dezelfde levendigheid. Zo was bijvoorbeeld het advies dat hij gaf aan Malik, de gouverneur van Egypte, zeer leerzaam:
“O Malik! Ik zend u naar zulke landen, dat vele regeringen er rechtvaardig en onrechtvaardig regeerden. U controleerde de activiteiten van de gouverneurs vóór u; evenzo zullen de mensen uw activiteiten controleren. De mensen zullen over uw activiteiten hetzelfde zeggen als wat gij over hun activiteiten hebt gezegd. Wie goed en juist is, kan alleen begrepen worden door de woorden die Allah een mens laat uitspreken. Daarom moet uw meest waardevolle bezit uw goede en eerlijke daden zijn. Houd uw gevoelens onder controle.
Wijze lessen
1- Koester gevoelens van liefde en barmhartigheid, en neigingen tot genade voor mensen in uw hart. Word nooit een monster dat erop wacht de arme en zwakke mensen op te slokken; de mensen zijn in tweeën te delen: zij zijn óf uw broeders in uw godsdienst óf uw medeschepselen. Ja, zij mogen fouten maken; zij mogen gebrekkig zijn. Zeg niet: “Ik heb absolute macht; ik zal bevelen geven en zij zullen mij gehoorzamen. Want, dat te doen, betekent onheil in het hart te stichten, de godsdienst te verzwakken en rampen te naderen. Als de macht die u hebt u verwaand doet voelen, kijk dan naar de majesteit der sferen en denk dat Allah almachtig is met betrekking tot de dingen waarover u geen macht kunt hebben. Deze gedachte zal uw blik die hoog in de lucht staat doen neerdalen, de ernst ervan wegnemen en u weer tot bezinning doen komen.
2- Laat de rechtvaardigheid met betrekking tot Allah en de mensen niet varen. Anders zult gij de mensen onderdrukken. Als gij de mensen onderdrukt, zal Allah de aanklager zijn. Als Allah de vijand van een mens wordt, zal alles wat deze mens kan vastgrijpen, van geen nut zijn. In de wereld is er niets dat de genade van Allah meer zal veranderen en Zijn toorn meer zal aanwakkeren dan onderdrukking. Allah hoort het gekerm van degenen die onderdrukt worden en ziet de onderdrukkers.
3- Maak alle knopen van haat los. Snijdt alle touwen door die u tot wraak zouden kunnen slepen. Gelooft niet gaarne de woorden van de mensen die kwaadspreken en anderen bekritiseren. Want, hoe onschuldig een achterklap ook lijkt, hij is een onheilbrenger. Laat niet toe dat zij die gierig, laf en eerzuchtig zijn, in uw nabijheid komen.
4- Onder uw raadgevers moet u het meest houden van degene die u de droevige waarheid het meest zegt. Maak waarheidslievende mensen en degenen die Allah vrezen tot uw vertrouwelingen. Sta niet toe, dat zij u bejubelen en dat zij u verheugen door u dingen toe te schrijven, die gij niet gedaan hebt. Want overdreven applaus leidt de mens tot verwaandheid. Beschouw goede mensen en slechte mensen niet als gelijk. Want, een dergelijke gelijkheid zal de goede mensen van goede daden afhouden en de slechte mensen tot slechte daden aanzetten.
5- Wanneer gij ambtenaren kiest om te benoemen, vindt het dan niet voldoende om naar hun gezichten te kijken en een goed beeld van hen te hebben. Want, mensen kunnen de gunst van de bestuurders winnen, die beslissen op grond van wat zij zien. Zij hebben echter geen oprechtheid. Kies daarom degenen die bekend zijn door hun goede daden bij de mensen vóór u.
6- Vrees Allah veel voor de armen, de slachtoffers en de gehandicapten. Onder hen zijn er die de mensen over hun noden vertellen en zij die dat niet doen. Het is uw plicht voor hen te zorgen en hun rechten te beschermen. Laat uw verwaandheid niet toe om niet voor hen te zorgen. Doe uw best en werk zo hard, dat gij zult kunnen zeggen: “Ik heb mijn best gedaan” in de goddelijke tegenwoordigheid.
Ik heb van de Profeet het volgende gehoord: “Een volk waarin het recht van de zwakken niet van de sterken kan worden afgenomen, kan niet sterk worden.
7- Doe het werk van een dag op die dag, want elke dag heeft zijn eigen werk.
8- Een gouverneur heeft enkele mannen die dicht bij hem staan. Zij kunnen in hun daden betrokken zijn bij vriendjespolitiek, onderdrukking en onrechtvaardigheid. Voorkom hun kwaad door de oorzaken ervan weg te nemen. Geef nooit land aan de mensen om u heen, uw verwanten en vrienden. Sta niet toe dat iemand van hen winkelbezit verzamelt op een manier die u moeilijkheden zal bezorgen. Hun winst zal u niet toebehoren, maar hun kwaad zal u toebehoren, zowel in de wereld als in het hiernamaals.
9- Houdt nooit van uzelf. Vertrouw nooit op de aspecten van uw ziel die u aangenaam schijnen. Wil nooit geprezen worden in uw bijzijn. Dit is het sterkste werktuig dat Satan heeft om de goede daden van de mensen te vernietigen. Wrijf nooit in de gunsten die u aan uw volk gedaan hebt; overdrijf niet wanneer u vermeldt wat u gedaan hebt en verbreek niet uw beloften die u hun gedaan hebt. Want het inwrijven van de gunsten die gij bewezen hebt, doet de gunsten teniet; overdrijving verbergt de waarheid en het breken van uw beloften veroorzaakt dat Allah en de mensen u haten.
10- Begin nooit iets te doen voordat het er de geschikte tijd voor is. Wanneer het tijd is om het te doen, stel het dan niet uit. Blijf niet aandringen op de dingen die nog niet duidelijk zijn geworden; wanneer zij duidelijk worden, stel dan niet uit. Doe alles naar behoren. Bevoorrecht uzelf niet met betrekking tot de dingen waarover iedereen gelijk is. Doe niet alsof u niet op de hoogte bent van de slechte daden die uw mannen hebben verricht.
11- Beheers uw woede, toorn, handen en tong. Om van het kwaad van hen verlost te worden, stel de hevigheid van uw woede uit, opdat zij zal vervagen en gij uw wil zult beheersen.” [Kitabu’l-Kharaj, 448-460.]
Rechtvaardigheid
Ali werkte heel hard om rechtvaardigheid te verwezenlijken. Hij bewees door zijn eigen leven dat iedereen voor de wet gelijk was, ongeacht hun posten en standen. Hoewel hij de Kalief der gelovigen was, vond hij het niet erg om met een Jood voor de rechter te staan:
Ali verloor zijn wapenrusting op weg naar de slag van Siffin. Toen de oorlog geëindigd was en hij naar Kufa terugkeerde, zag hij zijn wapenrusting in de handen van een Jood. Hij zei tegen de Jood,
“Dit is mijn wapenrusting. Ik heb het aan niemand verkocht en ook aan niemand cadeau gedaan.” De Jood zei,
“Dit is mijn wapenrusting en ik heb het nu.”
Als Ali (ra) gewild had, zou hij zijn wapenrusting gepakt hebben. Hij had zeker gelijk, maar hij bood aan de zaak in de rechtbank te regelen:
“Laat ons naar de rechter gaan.” Zij gingen samen naar de rechter.
De rechter was Qadi Shurayh, die beroemd was om zijn rechtvaardigheid. Toen Ali de zaal binnenkwam, ging hij naast de rechter zitten en legde de reden waarom hij daar zat als volgt uit:
“Als mijn tegenstander geen Jood was, zou ik naast hem zitten. Ik hoorde de boodschapper van Allah zeggen: “Op de plaats waar Allah hen minacht, minacht gij hen ook.””
Qadi Shurayh zei tegen Ali:
“O leider der gelovigen! Wat is het probleem tussen u?” Ali zei:
“Het harnas dat de Jood heeft is van mij. Ik heb het aan niemand verkocht en ik heb het ook aan niemand cadeau gedaan.”
Toen de rechter de kwestie begreep, vroeg hij aan Ali:
“Hebt u enig bewijs voor uw bewering?” Ali antwoordde:
“Ja, dat heb ik. Mijn dienaar Qambar en mijn zoon Hasan zijn getuigen dat het mij toebehoort.” Qadi Shurayh zei,
“Het is de zoon niet geoorloofd om getuige voor zijn vader te zijn.” Ali zei,
“Hoe komt het dat het getuigen van een persoon van het Paradijs niet aanvaard wordt? Ik hoorde de boodschapper van Allah zeggen: “Hasan en Husayn zijn de heren van de jeugd van het Paradijs.”
Uiteindelijk besliste Qadi Shurayh in het voordeel van de Jood wegens gebrek aan bewijs. Toen de Jood deze schitterende rechtvaardigheid zag, kon hij niet nalaten te zeggen,
“De leider der gelovigen klaagde mij aan en de rechter die hij aanstelde, vonniste tegen hem. Ik getuig dat er geen God is dan Allah en dat Mohammed Zijn boodschapper is. Dit harnas behoort u toe. Het viel van uw kameel en ik nam het.”
Ali was blij met wat hij zei,
“Aangezien u een Moslim geworden bent, zal ik u deze wapenrusting cadeau doen.” [Tarikhu’l-Khulafa, p. 172.]
Vele uitdagingen
Ali deed zijn best om de drie kaliefen vóór hem te steunen. Alle drie de kaliefen waardeerden zijn waarden door hem te raadplegen over belangrijke kwesties.
Aan de andere kant deed Ali zijn best om de ondeugende bewegingen te voorkomen ten tijde van Uthman te voorkomen. Helaas kon hij de incidenten die leidden tot het martelaarschap van Uthman.
Er waren complete onlusten tijdens het kalifaat van Uthman. Sommige moslims erkenden Hz. Ali als de kalief, terwijl anderen Muawiya erkenden. Muawiya was een familielid van Uthman; daarom wilde hij dat diens moordenaars gepakt en gestraft zouden worden.
Het was echter niet bekend wie Uthman had gedood. Er waren een paar verdachten. Hz. Ali vroeg om wat tijd. Hij zei dat hij niemand kon executeren wegens onzekerheid. Hij beloofde dat de moordenaar gestraft zou worden, zodra hij vastgesteld was. Muawiya haastte zich echter. Uiteindelijk vonden er bloedige oorlogen plaats wegens ijtihad (oordeel)-verschil tussen de twee Metgezellen. Vele moslims werden gemarteld. Het werd onmogelijk om vrede en eenheid onder de moslims tot stand te brengen.
Uiteindelijk werd Ali in het 40ste jaar van de Migratie(622) in Koefa de marteldood gestorven. Alle moslims betuigden trouw aan Muawiya.
Lees ook:
Kalief en Kalifaat in de islam
De tweede Kalifa: Umar ibn Khattab
[…] om de kalender te laten beginnen vanaf het moment van de boodschap van de Profeet Mohammed (VZMH), Ali ibn Abu Talib (RA) stelde voor om de kalender te laten beginnen vanaf het moment van de migratie van de […]