Khadija (r.a.) is een van onze gezegende moeders die het eerst in de Profeet geloofde en de eer had zijn eerste vrouw te zijn… Een vriendelijke, zachtaardige, vergevingsgezinde en fatsoenlijke dame… De moeder van de gelovigen…
Khadija was de eerste persoon op aarde die in de Islam geloofde. Een eerbare vrouw die de eerste was om het Profeetschap van onze Boodschapper van Allah te steunen. Een opgewekte metgezellin die haar meester in zijn moeilijkste momenten troostte met haar woorden, die haar grootheid toonde met haar liefde en respect, die zijn hart troostte met haar blikken en dienstbaarheid… Een uniek voorbeeld voor de islamitische dames die na haar zullen komen met haar gezelschap van onze Meester in het begrijpen, begrijpen en leven van het leven en in het beschermen van de zaak van de Islam.
HET LEVEN VAN KHADIJA (R.A.)
Khadijah werd geboren in Mekka in 556 n.Chr. Zijn vader was Huwaylid en zijn moeder was Fâtima. Hij behoort tot een adellijk geslacht. Zijn geslacht verenigt zich met het geslacht van onze geliefde Profeet van vaderskant in Qusay en van moederskant in Lüey.
Vóór de Islam was ze bekend onder de bijnaam “Tâhire”. Ze had een leven van kuisheid. Zijn vader was een groot koopman uit de notabelen van de Quraysh. Hij stierf vóór de Fijar oorlogen. Hij sloot twee huwelijken tijdens de Jahiliyya periode. Na de dood van haar tweede echtgenoot nam ze de huwelijksaanbiedingen niet aan. Hij wees de verzoeken af. Zijn hart zocht een persoon van hoge zeden. Hij dreef handel in partnerschap met hen die hij veilig vond. Hij had grote caravans.
Op aanraden van zijn kennissen sloot hij een overeenkomst met Hazrat Muhammad Mustafa (VZMH), die bekend stond als een jonge man van hoge zeden en betrouwbaar. Hij stuurde ook zijn slaaf Meysere naar de Damascus expeditie.
HUWELIJKSAANZOEK KWAM VAN KHADIJA (R.A.)
Zijn vriendin Nafeesa binti Umayya was de bemiddelaar in deze zaak. Ze nam het voorstel mee naar onze Meester. Hij legde de situatie voor aan zijn geliefde ooms Hamza en Abu Talib (r.a.). Hij overlegde met hen. Tenslotte besloot hij tot een huwelijk. In het huis van Khadija (r.a.) werd, na de wederzijdse adressen van Abu Talib en Waraqa bin Nawfal, hun huwelijk ingezegend met een bruidsprijs van twintig she-camel. Khadija was veertig jaar oud en onze geliefde Profeet was vijfentwintig jaar oud.
Khadija (r.a.) liet al haar rijkdom na aan “Muhammad al-Amin”. De handel werd voortgezet. Er werden overvloedige verdiensten verkregen. Hoewel ze ouder was, was ze als dame uiterst respectvol voor haar meester. Ze gedroeg zich heel vriendelijk. Ze beschouwde de eer om de vrouw van de laatste profeet te zijn als de grootste zegening. Hiervoor aarzelde ze niet voor welk materieel en geestelijk offer dan ook. Ze maakte van haar familiehuis een hoekje van de hemel met haar dienstbaarheid. Ze was gastvrij. Ze was gul. Ze was medelevend en barmhartig. Hij was een toevluchtsoord voor wezen en weeskinderen. Hij was een lachend gezicht. Hij had helderziendheid. Hij begreep de bedoelingen van zijn meester uit diens ogen, woorden en daden.
DE VRIJLATING VAN ZEYD
Bij terugkeer van een veldtocht kocht zijn neef Hakim Ibn Hizam Zayd Ibn Hârise, die nog een klein kind was, als slaaf en bracht hem naar Mekka. Hij gaf hem aan zijn tante Hazrat Khadija om hem te dienen. Toen onze Meester, de Zon van de Twee Werelden, het kind zag, zei hij tegen zijn vrouw: “Als deze slaaf van mij was, zou ik hem beslist bevrijden”. Khadija (r.a.) gaf Zayd op deze belofte als geschenk aan zijn meester. Onze meester bevrijdde ook deze baby en gaf hem zijn vrijheid.
Gezinshuizen worden een hoekje van het Paradijs met zulke inzichtelijke, begripvolle en gehoorzame dames. Met vrouwen die niets doen wat hun meester zegt, die weten dat wat hij liefheeft hun liefde is, die ernaar streven zijn verlangens te vervullen en zijn geluk tot hun prioriteit te maken…
DE VROUW VAN DE PROFEET KINDEREN GEBOREN BIJ ONZE PROFEET UIT KHADIJA (R.A.)
Khadija (r.a.) had uit dit huwelijk twee zonen en vier dochters. Haar eerste kind was Qasim. Onze meester was met hem getagd. Hij werd Abba’l-Kasim genoemd. Hij leefde tot hij twee jaar oud was. Zijn dochters waren Zaynab, Ruqiyya, Umm Kulthum en Fatima. Hun laatste kind was Abdullah. Hij werd geboren na het Profeetschap. Hij had een heel kort leven. Hij stierf voor hij gespeend was.
GROT VAN HIRA EN BEZINNING
Onze meester had de leeftijd van veertig jaar bereikt. De eenzaamheid was hem dierbaar. Toen hij zijn volk afgoden zag aanbidden, wilde hij van hen weg. Elk jaar tijdens de Ramadan verliet hij Mekka voor ongeveer een maand en ging naar de Grot van Hira. Hij zou er aanbidden. Hij placht Kaaba te overpeinzen en te bekijken. Tijdens deze reizen begonnen de bomen op de weg hem te begroeten. Hij begon wat lichten te zien en stemmen te horen. Vroeger was hij bang omdat hij dacht dat die met djinns en waarzeggers te maken hadden. Van tijd tot tijd vertelde hij deze situaties aan zijn levenspartner en vertrouwelinge, zijn eerbare vrouw, en hij wachtte op troost van haar.
Op een dag opende hij zich als volgt tegen : “O Khadija, ik zie lichten en hoor stemmen; ik ben bang dat ik een waarzegster ben; ik zweer bij Allah dat ik niets zo haat als deze afgoden en waarzeggerij”.
ADVIES VAN VARAKA BIN NAWFAL
Khadija (r.a.) had het juweel van tevoren in haar meester ontdekt. Ze wachtte op de dagen dat hij als laatste profeet zou worden aangesteld. Ze deed haar dienst en eerbetoon als een dame die hem waardig was. Met grote voorzichtigheid en begrip probeerde ze zijn angsten en ongerustheid weg te nemen met de volgende uitspraken.
“Allah zal je nooit zo maken. Omdat je vertrouwen eert, goed doet aan je verwanten, en nooit liegt”.
Toen gingen ze samen naar Waraqa bin Nawfal. Ze vertelden hem de situatie. Varaka, die een uitgebreide kennis van het christendom had, zei tegen onze de profeet (vzmh), de Zon van twee werelden, dat er niets was om bang voor te zijn en zei: “Als je het geluid hoort, ga dan niet weg van daar en ga naar een andere plaats. Luister goed naar wat je gezegd wordt. Informeer me dan over wat er gezegd is”. Dit alles was om hem voor te bereiden op de grote plicht die hij op zich zou nemen. Allah bereidde langzaam Zijn Boodschapper voor.
Een van de belangrijkste diensten van Khadija was dat ze het Profeetschap van onze Meester zonder aarzelen aanvaardde, eerder dan wie ook in hem geloofde en hem met heel haar wezen steunde.
ONTMOETING MET DJIBRIEL
Het was de maand Ramadan in het jaar 610 A.H. Hij was weer naar de grot van Hira gegaan, zoals zijn gewoonte was. Hij aanbad er zijn Heer. Hij had Djibriel (r.a.) nog niet eerder gezien. Maar de tijd was gekomen dat de goddelijke zending meegedeeld zou worden. Djibriel (a.s.) kwam. Hij zei, “Lees!” met een luide maar lieve stem. Onze Meester zei: “Ik weet niet hoe ik moet lezen”. Djibriel (r.a.) omhelsde hem en kneep hem. Dit werd drie keer herhaald. Tenslotte bracht Djibriel (a.s.) de eerste vijf verzen van Surah Alak met de volgende betekenis en verdwenen.
“Lees in de naam van je Heer, de Schepper! Jouw Heer schiep de mens uit een klonter bloed. Lees! Je Heer is oneindig genadig. Hij is Degene die de mens leerde schrijven met de pen. Hij is Degene die de mens leert wat hij niet weet”.
EERSTE GELOVIGE VAN DE ISLAM
Khadija, die met haar afkomst, rijkdom, schoonheid en volwassenheid het toppunt van eer was, steunde onze Meester met de volgende woorden die grootheid aan zijn grootheid toevoegden en met haar voorzichtige gedrag zijn eer en waardigheid verhoogden: “Wie zou niet in je geloven? Ik geloofde eerst in jou” en bracht het woord van het martelaarschap. Hij werd de eerste gelovige van de Islam. Hij werd de eerste aanhanger van de Boodschapper van Allah. Hij toonde hem zijn liefde, trouw, gehoorzaamheid en kameraadschap. Hij zorgde ervoor dat hij met dit sublieme gedrag herinnerd zou worden zolang de wereld duurt.
DE DOOD VAN KHADIJA (R.A.)
Hazrat Khadija (r.a.), die drie jaar voor de Hijrah in de Ramadan ziek werd, vloog naar haar paleis in het Paradijs, dat in 620 v.Chr. door onze Heer werd ingeluid. Haar lichaam bleef in de stad Mekka. Hij werd begraven op het Hajun kerkhof. Onze Profeet zelf daalde af naar haar graf. Het begrafenisgebed werd niet verricht omdat het in die tijd niet verplicht was. In hetzelfde jaar verloor onze Profeet ook zijn oom Abu Talib. Dat jaar werd “Senetü’l-Hüzn” genoemd, wat het jaar van verdriet en rouw betekent.
Lees ook: Een wonderbaarlijke vrouw: Âisha (ra)